Wanneer men zich van Amsterdam per rijtuig of per
trekschuit, als het ware, in een regte lijn naar Haarlem
begeeft, dan doet zich in beide gevallen de weg al even
vervelend voor. De menigte van kleine buitenplaatsen,
die men reeds terstond aan de linkerzijde van den weg
waarneemt, dragen even weinig tot zijn veraangenaming
bij, als het dorp Sloterdijk, dat men op een half uur
afstands van Amsterdam regts laat liggen.
Slechts ééne schadeloosstelling geniet men op dezen
eentoonigsten van alle eentoonige wegen, maar dat
geeft dan ook eene zeer aangename verrassing. Zij be
staat in het schoon uitzigt dat men op Half-Weg bij het
Huis Zwanenburg heeft, waar de Zeedijk langs loopt, en
de trekschuit niet doorvaren kan, maar overladen moet.
't Is enkel die dijk, die de ontzettende watermassa van
het Haarlemmermeer van het schier onoverzienbare IJ
scheidt. Een reusachtige driedubbele sluis, een mees
terstuk van waterbouwkunde, houdt beider woede in
toom, brengt ze naar verkiezing met elkaar in aanraking,
of verspert hun den weg. Ofschoon men hier slechts
lucht en water, en voor en achter zich heinde en verre
slechts smalle strooken lands ontwaart, zoo maakt des
niettemin het vreemde en onverwachte van dit gezigt
een diepen indruk op den aanschouwer, als hij op eene
in Holland ongewone hoogte, boven op den dijk, bij de
groote sluis staat, en zich alzoo te midden van deze twee
ontzettende waterwolven, en boven hen verheven be
vindt. Zwanenburg ligt op een kleine landtong in het
Haarlemmermeer. Voor twee en driehonderd jaren ston
den nog ettelijke dorpen daartegenover, die nu reeds
sedert lang een prooi van het verdelgend element ge
worden zijn.
Haarlem is op zich zelf een stille, vervelende plaats, en
heeft op een aantal van 8000 huizen naauwelijks 24000
inwoners. Overigens is het niet minder beroemd door
zijn hoogen ouderdom en zijne bloemen, dan door zijn
bleekerijen en den rijkdom van zijne inwoners.
Dat het den Haarlemmers niet ontbrak aan moed, heb
ben zij bewezen in het beleg van 1573. Ook in lateren tijd
betoonde deze stad grooten vrijheidszin. Haar pensio
naris de Haan werd er in 1618 het offer van, en moest als
banneling met zijn boezemvriend Hugo de Groot een
gelijk lot deelen. In 1650 werd een andere pensionaris
van deze stad, Albrecht Ruyl genaamd, met den burge
meester de Waal, om dergelijke gevoelens als staats
gevangene naar Loevenstein gesleurd. Beiden zagen
zich echter na den dood van den jongen Willem II van
93