vice-voorzitter en na zijn aftreden erelid, terwijl hij van het Centraal Bureau van 1955 tot 1984 het voorzitter schap bekleedde. Het was onder zijn presidiaat dat dit Centraal Bureau kon uitgroeien van een klein genealogisch centrum, opgericht en ook geleid door enkele particuliere be oefenaren der genealogie, tot het grootste nationale centrum voor genealogie in Europa met 60 door de overheid bezoldigde medewerkers. Met grote ambitie voerde hij op dit bureau de supervisie. Zijn ideaal om de collecties van het Kon. Ned. Genootschap voor Ge slacht- en Wapenkunde met die van het C.B. verenigd te zien, heeft hij nog kortvoorzijn overlijden werkelijkheid zien worden. Zijn gezag als genealoog bracht hem ook in de Hoge Raad van Adel, van welk college hij van 1966 tot 1984 voorzitter was en wat hem een gewaardeerd raadsman van de Kroon deed worden. Daarnaast bekleedde hij nog het voorzitterschap van de Stichting Nederland's Patriciaat en het vice-voorzitterschap van de Stichting Iconographisch Bureau. Ook over de grenzen verkreeg hij bekendheid en werd tot corresponderend lid be noemd van vele genealogische instellingen in het bui tenland en bestuurslid van internationale organisaties op dit terrein. Ofschoon geboren te Amsterdam en wonend in Aerden- hout voelde hij zich nauw verbonden met Haarlem door de generaties lange verwevenheid van zijn voorouders met deze stad, waar zij tot de vroedschap behoorden. Deze historische banden zette hij voort als bestuurder van velerlei in Haarlem gevestigde instellingen, zoals de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen, de Ver eniging 'Haerlem', de Vereniging Haarlems Bloei, de Stichting Historisch Museum Zuid-Kennemerland en het Loffelijck en Aloud Gilde van St. Jacob. Dat de beoefening van de Haarlemse historie hem door deze historische banden evenzeer na aan het hart lag, zal wel voor niemand onbegrijpelijk zijn. Zo verscheen in 1942 zijn studie over de Bloemendaalse kerkramen in het Haarlemse stadhuis, in de jaren 1958-1962 in vijf Jaarboeken Haerlem gevolgd door de belangwekkende identificatiestudie der Haarlemse schutterstukken. Een belangrijke oude stad beschikt gewoonlijk ook over belangrijke oude instellingen waarvan de archieven vaak belangwekkende bronnen bevatten voor de histo rie-onderzoeker, die voor het gebruik daarvan echter 211

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1984 | | pagina 213