43 drecht 1977), pp. 121-122; J.A.F. KRONENBURG, Maria's Heerlijk heid in Nederland, dl. 6 (Amsterdam 1909), pp. 52-53. (3) Ibid., pp. 500-501. (4) [J.A.F. KRONENBURG], De Mirakuleuze Beelden der H. Maagd te Haarlem, in: De Volks-Missionaris, 11 (1890), pp. 468-474; KRONENBURG, Maria's Heerlijkheid, pp. 458-465. (5) Rijksmuseum Het Catharijneconvent Utrecht, Collectie Biblio theek St. Josephparochie te Haarlem no. 63a, Rituale Romanum, Pauli V. Pont. Max. jussu editum (Antwerpen, Plantijn, 1625). Achter het gedrukte deel is een katern vellen ingebonden dat op p. 9 deze aantekening bevat. Deze en andere aantekeningen zijn voor het grootste deel uitgegeven door F.M.K. van KERSBERGEN, Oude gebeden en zegeningen bij de beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Haarlem, in: Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 31 (1909), pp. 314-319. Echter het oude op schrift dat hij bij die tekst levert is afkomstig van eenzelfde Rituale Romanum uit 1620 dat eveneens deel heeft uitgemaakt van de begijnhof- en St. Josephbibliotheek (no. 63b) en ook manuscriptaantekeningen achterin bevat. (6) VAN KERSBERGEN, Oude gebeden, p.317; Ook vermeld in een oorkonde uit 1639 afgedrukt in F. ALLAN, Geschiedenis en Be schrijving van Haarlem van de vroegste tijden tot op onze tijden, dl. 2 (Haarlem 1877) pp. 637-638. (7) VAN KERSBERGEN, Oude gebeden, p. 314. (8) Zie over het begijnhof van Haarlem: ALLAN, Geschiedenis en Beschrijving van Haarlem, pp. 495-668; F.w.J. KOORN, Begijn hoven in Holland en Zeeland gedurende de middeleeuwen (As sen 1981), pp. 166-170. (9) Codex Juris Canonici (editie 1918), canon 1279 par. 4. (10) F.M.K. VAN KERSBERGEN. Nog eenige bijzonderheden omtrent de beeltenis van Onze Lieve Vrouw van Haarlem, in: Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 31 (1909), p.436, statim vadit ad statuam miraculosam beatae Mariae virginis, ibique offert candelam accensam'. Over de vraag op welk altaar van de begijnhofkapel het miraculeuze beeld stond het volgen de. F.M.K. VAN KERSBERGEN, Onze Lieve Vrouw van Haarlem, in: Sint Bavo, Godsdienstig weekblad van het Bisdom Haarlem, 1 (1898), p. 774 stelt het hoog- of het noordaltaar tussen de beel den van St. Margriet en St. Catharina voor. Het noordaltaar kan het niet zijn geweest aangezien daar een Mariabeeld 'in den sonne', een beeld door een zon omgeven, stond. Op het hoog altaar waarschijnlijk ook niet, omdat bij de hierbovengenoemde professieplechtigheid de begijn van het hoogaltaar naar het beeld moest gaan. Waarschijnlijk stond het Mariabeeld op het zuidaltaar, waar eveneens een Mariabeeld stond, zie ALLAN, Ge schiedenis en Beschrijving van Haarlem, p. 532. (11) Ibid., p. 527. Er zijn door de begijnen nooit processies buiten het begijnhof gehouden, zie ook p. 537. De processie met het zilve ren Mariabeeld in de 15e eeuw was een geheel andere plechtig heid. Alle Lieve Vrouwe-dagen ging men toen met het 'silveren Beelt van Onse Lieve Vrou om't Kerkhoff des beginhoffs', zie p 537. (12) Het handschrift wordt voor het eerst aangehaald in [KRONEN BURG], Mirakuleuze beelden p. 472: 'In het archief der Sint- Josefskerk te Haarlem is een Latijnsch geschriftzonder on- derteekening, zonder nadere toelichting'. Dit handschrift is niet aanwezig in het huidige Parochie-archief van de Josephkerk,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1984 | | pagina 45