Zaandam. De eis was niet mals: verbeurdverklaring van zijn schuitje, geseling, opsluiting en dwangarbeid voor tenminste één jaar en betaling van de proceskosten. De uitspraak van de schepencommissarissen op 31 de cember 1750 was 'milder': verbeurdverklaring en ver banning voor zes jaar uit de stad Haarlem en omgeving. Bovendien moest hij enige tijd te pronk worden gezet op het schavot van het stadhuis, met meelzakken en roeden om de hals. Dit is een van de zeldzame gevallen dat een dergelijke schavotstraf werd opgelegd'5'. Een andere ongeluksvogel, Hendrik Willemsz. van Hey- tes, zeepziedersknecht uit Haarlem, zal ook in zak en as hebben gezeten toen hij de eis vernam. Hij werd ver volgd door Justus Witte, hoofdofficier van Haarlem en Jelle de Vries, pachter van onderandere de zeepaccijns. Van Heytes was in mei 1745 op de Krocht aangehouden, met een mandje met een zak bij zich. Volgens eigen zeggen was Van Heytes geheel onschuldig. Hem was verteld, dat er slechts as in de zak zat en dat bij de St. Ursulabrug iemand het mandje over zou nemen. Bij zijn aanhouding bleek er geen as maar zeep in de zak te zitten, waarover geen accijns was betaald. Dit leidde tot de volgende eis: openbare geseling, verbanning en 200 gulden boete! Heytes kwam er, na indiening van een rekest, af met een schikking'6'. Een beruchte categorie van overtreders vormden de dranksmokkelaars. De hoge belastingen op wijn, bran dewijn en dergelijke maakten het voor bijvoorbeeld vrachtrijders en schippers erg verleidelijk enkele fles sen of vaatjes te sluiken. Bij betrapping volgden stee vast zware eisen. Zo werd in 1744, 1745 en 1748 in een vijftal van dergelijke zaken een totaal geldbedrag van circa 9000 gulden aan boetes geëist, verder verbeurd verklaring van schepen en drank, geseling, verbanning, schorsing uit het beroep enzovoorts. De vonnissen vielen in vergelijking hiermee nog wel mee, al werd in één geval een straf van drie jaar werk huis, zes jaar verbanning en 1100 gulden boete opge legd. Degeen die dit vonnis tegen zich hoorde uitspre ken was Frans Jansz. van Muyen, schipper op het veer tussen Haarlem en Amsterdam. Hij had op 1 mei 1748 twee vaatjes drank van Amsterdam naar Haarlem ge smokkeld, veilig verborgen in zijn kooi. Bij aankomst in Haarlem had hij de vaatjes niet aangegeven,omdat hy dagt dat hij 'er een stuyvertje aan verdienen zou de Het liep echter heel anders af, want toen Van Muyen avonds (overdags durfde hij niet) de vaatjes 49

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1984 | | pagina 51