wegbracht naar de Turfsteeg, hield de pachter van de belasting op brandewijn hem aan. Daarbij werd de slui- kerij ontdekt en na onderzoek volgde al snel een beken tenis. Op 21 mei viel het vonnis'7*. 1748 was trouwens een jaar waarin meer zware straffen vielen, bijvoorbeeld voor Pieter de Hertog en Jacob Jansz. Molenaar. De eerste, afkomstig uit Heemstede, had gefraudeerd met de lading uit een turfschip. Door een duik in het koude water poogde hij aan plotseling opduikend personeel van de belastingpachter te ontko men, maar dat mocht niet baten. Na zijn aanhouding en een moeizaam verhoor volgde op 31 januari 1748 het vonnis: twee jaar verbanning uit Holland en West-Fries land en een geldboete van 400 gulden'8*. De tweede ongelukkige, een 60-jarige wever en sjou wer, was 5 januari aangehouden bij het Westzaandam- merveld. Onder dekking van de duisternis had hij met zijn schuitje acht zakken meel en een tonnetje zeep geprobeerd te smokkelen. Ter verontschuldiging voer de hij aan, dat de tijden zo slecht waren, dat hij niet wist hoe aan de kost te komen. Zijn poging moest hij beko pen met drie jaar werkhuis, eeuwige verbanning, ver beurdverklaring van schuit en goederen en een totaal aan geldboetes van 2900 gulden!'9* Zoals we nog zullen zien, hebben de oproerlingen die op 13 juni het Pach- tersoproer begonnen Jacob Jansz. Molenaar, Pieter de Hertog en Frans Jansz. van Muyen niet vergeten. Niet iedereen liet zich even gewillig door de pachters oppakken. Sommigen namen de benen. Soms misluk ten die pogingen, zoals bij Willem Corthals, beurtschip per op Delft en Schiedam. Hij was betrapt op het smok kelen van elf vaten drank en ging er wijselijk vandoor. Zo ontliep hij een geldboete van 500 gulden, maar ver beurde, bij verstek, wel zijn schip en lading'10*. De gebroeders Gerrit en Frederik van Gelderen kwamen er na een vluchtpoging beter af. Op 24 maart 1751 werd hun praam, ter hoogte van Amsterdam, gepraaid door een schip. De bevelvoerder van deze kruiser, 's lands vaartuig no. 1, aangelegd tot weering van de sluijkereijen op het IJ vroeg hun naar hun her komst en lading. De gebroeders antwoordden, dat ze niets met de kruiser te maken hadden en niemand aan boord wilden. De bevelvoerder, die natuurlijk argwaan kreeg, gaf opdracht vast te maken, wat door de gebroe ders telkens werd verhinderd. Bij een derde poging kon een opvarende van de kruiser nog net een klap met een 50

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1984 | | pagina 52