man in dienst, die daarvoor 260,- per jaar kreeg. Het
rapport wees erop dat die geweren nooit gebruikt wer
den en dat de stad er dus weinig nut van had. De kosten
daarentegen waren hoog. Daarom konden de meeste
geweren verkocht worden; alleen de kanonnen moes
ten bewaard blijven.
Op de plaats waar het Spaarne uitmondde in het Haar
lemmermeer stonden lantaarns om in het donker de
ingang van het Spaarne aan te geven. De passerende
schippers betaalden er lantaarngeld om de kosten te
dekken. De inner van het geld moest natuurlijk ook weer
een salaris hebben. Deze inner droeg de inkomsten over
aan de ontvanger van het lantaarngeld. Deze moest de
lantaarns regelmatig controleren en declareerde daar
voor zijn reiskosten. Maar uit oude gewoonte declareer
de hij die kosten ook als hij de reis niet had gemaakt. De
reiskosten waren zo langzamerhand een onderdeel van
zijn salaris geworden. Hier kon dus veel worden recht
getrokken. Het lantaarngeld werd voortaan geïnd bij de
tol in Spaarndam, wat een salaris uitspaarde. De reis
kosten mochten alleen worden opgevoerd als die ook
gemaakt waren. De jaarrekeningen van de ontvanger,
die altijd zeer uitvoerig en daardoor duur waren (hij
werd per bladzij schrijfwerk betaald) moesten tenslotte
sterk worden ingekrompen.
Iedere nacht liepen klapperwachten door de stad om te
waken over de nachtrust van de burgers en hun goede
ren. Het handhaven van deze rust kostte de stad ieder
jaar ongeveer 4500,—. Deze veiligheidsvoorziening ten
behoeve van de burgerij kon best op deze burgers wor
den verhaald door het om te slaan over de huiseige
naars, die ook al betaalden voor de straatverlichting. De
eigenaars kregen toestemming om het 'klappergeld op
hun huurders te verhalen, waardoor in feite de bewo
ners meer moesten gaan betalen.
De armenzorg was door de steeds toenemende werk
loosheid een van de zwaarste lasten van de stad en het
werk van de regenten van de diaconie en de overige
armenverzorgers was moeilijk en verantwoordelijk. Bij
het afhoren van de jaarrekening van de diaconie werd
daarom steeds vanwege de stad een 'solemnele' maal
tijd gegeven, die ieder jaar meer geld was gaan kosten.
In plaats daarvan werden nu aan de diaconie 20 zilveren
ducatons ter hand gesteld. Daarvan zullen de regenten
van de diaconie ook wel een maaltijd hebben genoten,
64