ten', zodat de 'actie chocolade penningen' uiteindelijk
toch een succes werd.
Een plan voor een permanente expositie in de kerk van
documenten en dergelijke betreffende de geschiedenis
van de kerk om daardoor meer baten uit entreegelden te
kunnen verkrijgen, kwam niet van de grond. Een door
mr. J. Bierens de Haan ontworpen vergulde torenhaan
bleek 'geen verkoopbaar kunstwerk' te zijn.
In april 1969 werd J.H. Bartman, secretaris van Haar
lems Bloei, bereid gevonden de public relations van de
Stichting te verzorgen. Doorzijn spoedig volgend ver
trek uit Haarlem kwam daar weinig van, maar de functie
werd gehandhaafd; in juni 1969 werd F. Pleyte d'Ailly uit
Amsterdam als zodanig lid van het comité.
Tijdelijk secretaris Van Kempen droeg in mei 1968 zijn
functie over aan mr. H.E. Phaff, oud-gemeentesecreta
ris van Haarlem. Kort daarop hield Phaff de eerste van
een groot aantal lezingen met dubbele diaprojectie over
aspecten van de geschiedenis van de Grote Kerk, lezin
gen die steeds bedragen tussen de 100,- en 200,-
per keer opleverden. Andere suggesties voor fondswer
ving in die jaren waren nog: rondleidingen, praatpalen,
een doorlopend dia-klankbeeld, een fotowedstrijd,
grammofoonplaten met muziek van het orgel, e.d.
In de jaren 1969 en 1970 werd al op kleine schaal begon
nen met de restauratie, in de vorm van een aantal nood
voorzieningen aan de westtorens, noodleien, bliksem
en brandbeveiligingsinstallaties en dergelijke. In fe
bruari 1969 had een belangrijke bespreking plaats op
het Haarlemse stadhuis over de financiering van de
verdere restauratie. Aanwezig waren vertegenwoordi
gers van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de
provincie Noord-Holland, de gemeente Haarlem, de
Kerkvoogdij, de architect, de Stichting Restauratie
fonds en Monumentenzorg Haarlem. Besloten werd tot
een verdeelsleutel voor de subsidie van 60% voor het
rijk, 30% voor de gemeente en 10% voor de provincie.
De Kerkvoogdij zou met hulp van de Stichting Restaura
tiefonds de niet-subsidiabele restauratiekosten betalen
en verantwoordelijk zijn voor de voorfinanciering van
de subsidiabele kosten. Het fonds beschikte in 1969
overeen kapitaal van ca. 150.000,-. De restauratie was
gepland in de jaren 1973 tot 1983. In verband met de
lange duur van de restauratie en de continuïteit in de
directievoering werd besloten dat naast H.W. van Kem
pen sr. een tweede architect zou worden benoemd,
waarvoor prof. ir. H.T. Zwiers werd aangezocht.