bij monde van de meerderheid van het College van
Kerkvoogden, wilde de exploitatie toch in eigen hand
houden. In 1979 trad Van Van Overbeeke af als voor
zitter van de Kerkvoogdij. Zijn opvolger als president
kerkvoogd werd H.L. Vermaire, een Haarlems register
accountant, die sedert 1971 lid van dat college was,
eerst als penningmeester, later als secretaris-penning
meester. De nieuwe president-kerkvoogd heeft in de
jaren na 1979 als bestuurslid van de Stichting steeds het
standpunt verwoord dat de Kerkvoogdij de totale zeg
genschap over de kerk wilde behouden.
Eind 1979 begon erduidelijkheid teontstaan. De restau
ratieplannen waren ingediend en in grote lijnen goed
gekeurd. De subsidiëring was rond op het 10%-aandeel
van de provincie na, maarer lag een duidelijke uitspraak
van de Raad van State. De nieuwe president-kerkvoogd
stond te trappelen om te beginnen. Stichting en Vrien
denkring hadden redelijke reserves opgebouwd om te
kunnen bijspringen.
Tijdens de Kerstnachtdienst 1979 viel, bij enkele zware
orgeltonen, een stuk steen naar beneden tussen de
kerkgangers en begin februari 1980 viel een kruis
bloem, een zwaar stuk steen dat onderdeel uitmaakte
van een der pinakels, op het dak van het gemeentelijke
toilet aan de Riviervismarkt. De Kerkvoogdij liet drang
hekken plaatsen rond het gebouw en borden met 'Pas
op! Vallend gesteente'. In dezelfde maand verspreidde
de Kerkvoogdij onder de titel 'Haalt de Bavo 2000
een 'zwartboek' over de alarmerende situatie, gericht
tot leden van Gedeputeerde Staten en Provinciale Sta
ten van Noord-Holland: 'elke dag langer uitstel kan fa
taal zijn'.
Maar de Kerkvoogdij moest nog verder gaan. Op
3 maart 1980 werd na advies van de architect de ingrij
pende beslissing genomen om de kerk met onmiddel
lijke ingang voor het publiek te sluiten, een beslissing
die in Haarlem als een donderslag bij heldere hemel
overkwam. De Kerkvoogdij kon niet meer instaan voor
de veiligheid van aanwezigen in het gebouw. Er werden
vangschotten en steigers rond het gebouw aange
bracht en een gedeelte van de Lepelstraat werd afge
sloten.
De noodkreet werd gehoord: reeds op 25 maart 1980
werden rijk, provincie en gemeente het eens over de
subsidiëring van de grote restauratie: in de subsidia
bele restauratiekosten zou het rijk met 60% en de ge
meente met 30% bijdragen: de provincie Noord-Hol-