De restauratie
van het voormalige
postkantoor
aan de Zijlstraat
Een beschouwing -
een verslag
Veranderend
stadsbeeld
Wie een oude foto van de gevels aan de zuidkant van de
Zijlstraat bekijkt, voorzover die vanaf de Nieuwe Groen
markt zichtbaar zijn, kan vaststellen dat binnen zo'n
negentig jaar al deze panden zijn vervangen. Het gaat
hier om de panden Zijlstraat 70 tot en met 76, die-als ze
er nu nog stonden - ongetwijfeld alle op de Monumen
tenlijst zouden voorkomen.
Nummer 70, op de hoek van de Nobelstraat, was een
17e-eeuws winkelhuisje met een klokgevel; nummer 72
een klein woonhuisje met een trapgevel, waarschijnlijk
uit het einde van de 16e eeuw. Daarnaast stond op
nummer 74 een klassicistisch gebouw, waarin de arron
dissementsrechtbank was gevestigd en dat in het begin
van de 19e eeuw werd gebouwd. Tenslotte stond op
nummer 76 een royaal herenhuis uit de late 18e eeuw
met een hardstenen eigen stoep, die met hardstenen
palen, waartussen fraai gesmede kettingen, werd be
grensd. Stuk voor stuk mooie gebouwen, en het is maar
de vraag of de bouw van het postkantoor, dat medio
1895 gereed kwam, een verbetering van de situatie ter
plaatse heeft bewerkt.
Verandering is nu eenmaal de meest karakteristieke
eigenschap van een stadsbeeld. Het beeld van de zich
steeds vernieuwende stad is, zeker in de Lage Landen,
voortdurend de sterkst levende uiting van onze archi
tectuur geweest. Anders gezegd: de continue stadsver
nieuwing is de inspiratiebron voor de Nederlandse ar
chitectuur, het verbindend principe in alle maatschap
pelijke veranderingen en bouwstijlen. De bebouwing
van de Amsterdamse grachten is daarvan een eminent
voorbeeld. Het tot elke prijs willen behouden van oude
stedelijke bebouwing is iets nieuws, iets van de laatste
decennia, en in strijd met elke traditie.
Bij nieuwbouw in een oude stad gaat altijd iets verloren,
vaak was de verandering achteraf een verbetering, heel
vaak ook niet. Maar de ervaring heeft geleerd dat de tijd
vele wonden heelt, en veel gebouwen aan waardering
winnen naarmate de jaren verstrijken. De kwestie mooi
of lelijk komt dan nog zelden aan de orde.*1) Zo kunnen
wij op een oude tekening zien dat aan de Grote Markt,
ter plekke van de Vleeshal, een paar bijzonder aardige
'oud-Hollandse' huisjes hebben gestaan. De vraag of de
bouw van de Vleeshal de sloop van die huisjes wel
waard is, is een onredelijke. In deze zienswijze is de
ondergang van een geregistreerd monument als de
Spaarnekerk, wat ik overigens ten zeerste heb betreurd,
eigenlijk logisch.
87
NICO H. ANDRIESSEN,
ARCHITECT