Ook uit dit onderzoek blijkt dat de vrouwen voorname
lijk uit de burgerij of hogere milieu's afkomstig zijn. Dit
stemt overeen met datgene dat tot nu door een aantal his
torici is beweerd. Na 1900 is een sociale daling te consta
teren, arbeidersdochters bleven echter vrijwel afwezig op
de kweekschool.
In andere onderzoeken in Nederland trof men opvallend
veel weduwendochters aan. Dit stemt overeen met de be
vindingen in een recent Engels onderzoek, waarbij de
veranderingen in de sociale achtergrond van de leerlingen
van een meisjeskweekschool-internaat gedurende de
tweede helft van de negentiende eeuw werd onder
zocht.25' Dit beeld is ook in overeenstemming met mijn
bevindingen ten aanzien van weduwendochters op de
kweekschool voor onderwijzeressen te Haarlem, op deze
school bleek van 15 procent van de leerlingen in de perio
de 1870-1914 de vader te zijn overleden.26' Ofschoon het
aantal weduwen, dat als alleenstaande voor een gezin
moest zorgen, aan het eind van de vorige eeuw hoger
moet zijn geweest dan nu, mag men veronderstellen dat
een aantal van 180 weduwendochters op ongeveer 1200
leerlingen ook in die tijd relatief hoog was. Vermoedelijk
hebben weduwen het belang van een goede opleiding
voor hun dochter ingezien, omdat ze waren geconfron
teerd met een situatie, waarin de vrouw zich zelfstandig
moest zien te handhaven.
Een resterende vraag blijft of het de vrouwen ook daad
werkelijk lukte een plaats in het onderwijs te veroveren.
Dit viel alleen voor de periode 1870-1877 te onderzoe-
SOCIALE HERKOMST VAN DE EXTERNE LEERLINGEN AAN DE
KWEEKSCHOOL
1870-1892* 1901-1905**
aantal
leerlingen
°7o
aantal
leerlingen
I.
Hogere burgerij
26
41.3
6
15
n.
Lagere burgerij
36
57.1
33
80
A. hoofdarbeid
21
33.3
23
5b
B. handarbeid
15
23,8
10
24
m.
Arbeiders
1
1,6
2
5
A. geschoold
1
1,6
2
5
B. ongeschoold
0
0
0
0
van 63 van de 121 leerlingen (52%) is het beroep van de vader terug
gevonden.
van 41 van de 46 leerlingen (89,1%) is het beroep van de vader te
ruggevonden.