WIM DUBA Werkverschaffing in Haarlem 1771-1824 Economisch verval Haarlem, al vanouds een belangrijke textielstad, kreeg het in de periode na 1670 steeds moeilijker. De oudste en belangrijkste takken van deze nijverheid, namelijk de lin nen-, laken- en zijdefabricage, welke aan zeer velen de gelegenheid boden om een boterham te verdienen, be gonnen vooral na 1730 tekenen van ernstig verval te ver tonen. Deze teruggang van het economisch leven in Haarlem had een structureel karakter. De voornaamste oorzaak was gelegen in het feit dat vele fabrikanten hun heil op het platteland zochten. Bescherming en afsluiting van de buitenlandse markt, toenemende concurrentie van de omringende landen en het relatief hoge loonpeil in de steden dwong hen om het arbeidsintensieve deel van de produktie te verplaatsen naar het platteland, waar de lo nen door de lagere belastingen het de fabrikanten moge lijk maakte nog enigszins met het buitenland te concurre ren. Zo verdween een belangrijk deel van de linnennijverheid naar de omgeving van Helmond, Eindhoven en het plat teland van Twente,1» de bonte lijnwadenfabricage ging naar de Meijerij van Den Bosch en de rokken- of Haar- lemmerstreep naar de omgeving van Almelo. Ook het verval van de lintfabricage wordt door De Koning toege schreven aan het verplaatsen van de lintmolens naar el ders.2» Sociale gevolgen Deze structurele terugval van de industrie had vérstrek kende gevolgen. Voor een steeds groter wordende groep mensen was het niet meer mogelijk een lonend bestaan te vinden. Door deze algemene malaise gingen ook de mid dengroepen - mensen die in de handel, nijverheid en am bachten een zelfstandig bestaan vonden - sterk achteruit. Velen van hen werden armlastig en voegden zich bij het groeiend leger van armen. Door de aanhoudende daling van de gemiddelde hoofde lijke voedselconsumptie - de prijzen van de eerste levens behoeften stegen, terwijl de lonen een zekere starheid 48

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1985 | | pagina 50