ken met elkaar vergelijk, Bellaerts symbolische bijbelse
interpretatie - de lijdensweg van Christus aan Haarlem
ten voorbeeld gesteld; en Maarten van Heemskercks bij
belse voorstelling - bij hem Bethulië tot voorbeeld aan
Haarlem -,10) hoe meer ik tot de conclusie kom, dat hier
niet alleen uit eenzelfde zinnige en door iedereen begre
pen traditie werd gewerkt, maar ook dat Heemskerck het
paneel van de Meester van Bellaert heeft gekend. Het
lijkt me dat hij dit fraaie bouwwerk, dat als verdedigings
werk het zonder ophaalbrug en zonder voorwerk moet
stellen, als een citaat heeft overgenomen.
En zo is dit een indicatie voor het wel en wee van het inte
ressante paneeltje dat na eeuwen vergetelheid in 1928 in
Rome is opgedoken. Is het gewaagd te veronderstellen
dat Heemskerck zelf het heeft meegenomen op zijn reis
naar Italië?
Tot slot dit. In een roerige periode, die ook voor de tijd
genoten duidelijk een overgangsperiode was, heeft Maar
ten van Heemskerck welbewust bij de traditie aange
knoopt in zijn weergave van Bethulië!
Noten I De prent van Maarten van Heemskerck (formaat 20,3 bij 24,6 cm,
PP- 35-36 in de catalogus van Kerrich), is het eerst uitgegeven door
Hieronymus Cock, vervolgens door Theodoor Galle en tenslotte
door Joan Galle. Overigens was de Haarlemmer Philips Galle (de
vader van Theodoor en de grootvader van Joan) ook uitgever en
vestigde hij zich omstreeks 1564 in Antwerpen. De mogelijkheid be
staat, dat hij juist met de serie van Judith en Holofernes een goede
entree in Antwerpen wilde maken. Over de 's-Gravenhage-Jeruza-
lem prent: H.E. van Gelder, 'Fantastisch 's-Gravenhage', Mede-
deelingen van den dienst voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Gra
venhage, 11 (1926/31) pp. 203-4, nlet afb.; H. van de Waal, Drie
Eeuwen Vaderlandsche Geschied-Uitbeelding, 1500-1800 (Den
Haag, 1952), met afb.; en recent, W. Kuyper, 'De Grote Zaal van
de Unie der Zeven Provinciën' in: R.J. van Pelt en M.E. Tiethoff-
Spliethoff, Het Binnenhof van Grafelijke Residentie tot Regerings
centrum (Dieren, 1984), pp. 75-78, met afb.
2 Cf. de i6de-eeuwse afbeeldingen van de drie Parken of Schikgodin
nen. Clotho's spinrokken wordt hier de hellebaard, Lachesis meet
de draad af, terwijl Atropos met schaar of mes in de weer is. In het
spel van Oud-Testamentische anticipaties kan men de besnijdenis
desgewenst als voorbode van de dood zien.
3 Oud-Testamentische kanonnen, zoals hier op het plein, komen in
ióde-eeuwse voorstellingen herhaaldelijk voor. Zo b.v. op een pen
tekening van Judith door Lucas van Leyden.
4 C.W. Royaards, P. Jongens en H.E. Phaff, Het Stadhuis van Haar
lem, algemeen restauratieplan (Haarlem, 1961).
5 Over Saenredams afbeeldingen van Stadhuis en Markt: Pieter
Jansz. Saenredam, tentoonstellingscat. Centraal Museum Utrecht,
(Utrecht, 1961).
6 M.J. Schretlen, 'Een Haarlemsch Stadsgezicht uit de 15de eeuw',
Oud-Holland, (1930) pp. 122-129.
72