notaris Allard Merens. Het bisdom Haarlem kocht het
pand in 1893 en vestigde er in augustus van dat jaar het
bisschoppelijk museum voor religieuze kunst. Overge
gaan in handen van de rijksoverheid maakt het sinds en
kele jaren deel uit van het nog steeds in aanbouw zijnde
nieuwe rechtbankcomplex.
Loreyn breidt in mei en november 1671, en ook in 1675,
zijn boerderij aanmerkelijk uit door grondaankopen van
Claes Kaesboer, van jonker Everard Meister te Utrecht
en van regenten van het weeshuis te Haarlem. Overhout
strekte zich dan ook uit van het Spaarne tot aan de
Goo(wetering). Later zou het zelfs zijn oostelijke begren
zing vinden in de Zomerweg. Maar van de aanleg van een
buitenplaats is in Loreyn's tijd nog geen sprake. Hoog
stens zal hij er een heerschapskamer ter beschikking heb
ben gehad. Op n juli 1676 laat hij zijn Schalkwijkse be
zit in kaart brengen door de landmeter Jan van Leeuwen.
Als grootte wordt opgegeven 24 morgen, 324 roeden.
Deze kaart is helaas teloorgegaan.
Na Loreyn's dood op 20 januari 1685 komen zijn stads
huis en Overhout in het bezit van zijn zuster, die in de St.
Jansstraat blijft wonen. Zij maakt op 19 oktober 1697
een testament. Over haar geestelijke vermogens op dat
ogenblik is de notaris niet juichend. Hij constateert dat
zij naar desselfs hooge ouderdom tamelijk dispoost, ende
hare sinnen, verstand en uytspraek nog we! magtig is. Als
Josina Loreyn op 18 januari 1703 is overleden, blijkt dat
zij een neef en drie nichten tot haar universele erfgena
men heeft benoemd. Overhout, toen verpacht aan Leen-
dert Pieterse Heemskerk, vererft op haar zusters kind en
naamgenoot Josina Guldewagen. Ook de Guldewagens
waren brouwers, in 't Roohert. Cornelis Dircxsz. Gulde
wagen was tussen 1650/60 burgemeester van Haarlem.
Mr. Dammas Guldewagen, getrouwd met Magdalena
Crommelin, secretaris van Haarlem, koopt op 6 mei 1736
het buitentje Spaer-en-Bosch, tegenover Wildhoef te
Bloemendaal in de venen gelegen. Overhout wordt Josi
na aanbedeeld voor een waarde van 12.000,Op 21
augustus 1685 was ze getrouwd met de Amsterdamse
koopman Martijn Andreas van Benckendorf (1650-
1724).
Aanvankelijk in Amsterdam georiënteerd, vestigt het
echtpaar zich later in Haarlem, waar Van Benckendorf al
spoedig Commissaris van de Kleine Bank van Justitie
wordt.4» Op 10 december 1690 wordt hun enige dochter,
Josina, geboren, die na dode harer ouders Overhout ver
krijgt. Eerst op 20 juni 1728 treedt Josina van Bencken-
75