Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 en de her
verdeling van de wethouderszetels en portefeuilles be
hield hij die van sociale zaken, maar werd financiën
ingeruild voor volksgezondheid, waar in 1978 woon
ruimteverdeling aan werd toegevoegd. Hij is niet-afla-
tend bezig geweest, doelbewust afstevenend op wat
hem voor ogen stond. Vasthoudend en volhardend was
hij.
Maar juist door zijn sociale gedrevenheid en stelling-
name riep hij soms ook spanningen op. In zijn eigen
fractie lukte het hem veelal de verscheidenheid in op
vattingen over de koers waarlangs een doel moest wor
den bereikt, op één lijn te krijgen. Daarbij ook nauwlet
tend in het oog houdend wat de kiezers van zijn partij,
toen het cda, van hun vertegenwoordigers in de raad
verwachtten. Anders lag het bij de kritiek van buitenaf
op zijn beleid en op de manier waarop hij de sociale
problemen benaderde. Toen bleek dat gevoelige hart
kwetsbaar, hij wist daar geen raad mee, en voelde dat
als een persoonlijke aanval. Het bracht hem uit zijn
evenwicht èn, uiteindelijk, in december 1979, tot het
besluit het roer over te dragen.
Maar hij bleef raadslid. De commissies waarin hij toen
zitting kreeg waren wat algemener van aard: Ken-
nemerraad, stadsbibliotheek, werkvoorzieningschap
Zuid-Kennemerland, strandschap Zandvoort, open
bare werken, welzijnszaken, jeugd- en jongerenwerk,
woonruimteverdeling en emancipatiezaken.
Naast het raadslidmaatschap en het commissiewerk
was hij van 1966 tot 1978 regent van het Elisabeth
Gasthuis, voorzitter van de Haarlemse raad voor de
jeugd, van 1980 tot 1984 bestuurslid van de Kruisvere
niging Haarlem en, mede op grond van zijn verzetsac
tiviteiten in de oorlogsjaren, vanaf februari 1985 voor
zitter van de Bond van Oud-Illegalen in Haarlem. Op
kerkelijk terrein was hij tussen i960 en 1965 diaken
en voorzitter van de diaconie van de Gereformeerde
Kerk van Haarlem-Zuid.
Op 25 april 1986 nam hij, als ridder in de Orde van
Oranje-Nassau, afscheid van het actieve politieke le
ven in Haarlem.
Leo was een man die je letterlijk en figuurlijk niet over
het hoofd kon zien. Een man met humor, het hart op
de tong en een eigen stijl van uitdrukken.
Zijn vrouw Bep, die voor hem de vertrouwde thuis
haven betekende, zijn twee dochters en vooral ook de
kleinkinderen, zullen verder moeten zonder zijn zorg
255