er niet alleen de historische bijzonderheden aandachtig
beschouwde, blijkt uit een voetnoot in Herfsttij der Mid
deleeuwen. Onder de curiosa die door de bigotte Franse
koning Lodewijk xi werden verzameld was ook een
'agnus Dei', dat wil zeggen het plantaardige groeisel, ook
wel agnus scythicus genoemd, dat als een wonderdadige
rariteit werd aangezien [v.w. iii, 224]. De voetnoot
voegde er aan toe: Er was indertijd zulk een agnus scyt
hicus in het Koloniaal Museum te Haarlem.
Een kleine 31/, jaar heeft Huizinga bij de familie Doijer
gewoond. Op 24 maart 1902 trouwde hij, niet in Haarlem
maar in Middelburg, met jkvr. Mary Vincentia Schorer,
dochter van de Middelburgse burgemeester. Via beider
moeders hadden zij elkaar leren kennen. Van daags na
het huwelijk dateert de inschrijving van Mary Huizinga-
Schorer op het adres Dreef 4 en dezelfde dag werden
beiden overgeschreven naar Wilhelminapark 3. De aan
zienlijke bruidsschat die zij moet hebben meegenomen
zal deze verhuizing naar een ruimere woning mogelijk
hebben gemaakt. Op dit adres werden de twee oudste
kinderen geboren, Elisabeth (19 maart 1903) en Dirk (5
januari 1905). Zo nodig nam de jonge vader zelf de
vaderlijke plichten op zich aan een van zijn oude vrien
den schreef hij: [ikj heb het ver gebracht in het baden en
kleeden en voederen van ons grappig vroolijk kindje, dat
gelukkig heerlijk gezond is, en met ijver begint te praten
en te loopen.y') Pas in deze jaren verschijnt zijn naam
dan ook in het adresboek van de stad Haarlem: Dr. J.
Huizinga, leeraar hbs., Wilhelminapark 3, vooraf
gegaan door een sterretje dat beduidde dat hij kies
gerechtigd was voor gemeenteraad en Tweede Kamer
van de Staten-Generaal.
Wetenschappelijk werk Het onderwijs aan de hbs was niet geschikt om de jonge
doctor volledige intellectuele bevrediging te geven. Na
dat hij zich in het te geven geschiedenisonderwijs had
ingewerkt begon hij toch weer wetenschappelijke arbeid
te zoeken. Hier moet wederom de wijsheid van dr.
Brongersma genoemd worden, die veel in Huizinga
moet hebben gezien en die hem vaak ter wille was.
We constateerden al hoe hij in de eerste werkweek een
klas een uur eerder naar huis stuurde om Huizinga wat
rust te gunnen. Nadien bleef hij de historicus afscher
men: in oktober 1899 werd Huizinga door Brongersma
in de gelegenheid gesteld om het internationale Oriën
talistencongres in Rome bij te wonen. Wanneer later
een halve leraar-extra kan worden aangetrokken, lijkt
108