De toestanden in de Brabantsche steden, veel langzamer
ontwikkeld dan de Vlaamsche, pasten hier beter bij wat
er in Holland was, waar de steden nog in hun opkomst
waren, dan die van de Middeleeuwsche wereldsteden
Brugge en Gent [v.w. i, 344].
De schijnbaar droge juridische bepalingen en het hele
gedoe met gewichten, munten en accijnzen maken van
Huizinga's Haarlems werk zo ongeveer de tegenhanger
van Herfsttij der Middeleeuwen. Dat de Bourgondische
hofcultuur beschreven zou worden door dezelfde histori
cus die eerst de eenvoudige beginselen van Haarlem
aan de bronnen zelf moest ontrukken, is eigenlijk heel
verwonderlijk èn bewonderenswaardig. Eén voorbeeld
van een anti-dotum tegen de levensstijl van Franse en
Bourgondische vorsten en ridders? Het verbod van de
gerechtelijke tweekamp!:
Een gewichtige verandering in de procedure, die in de
stadrechten zich baanbreekt, is de beperking of het verbod
van den gerechtelijken tweekamp. De koopman kan niet
bij eiken handelstwist aan de beslissing van het twee
gevecht zijn heil en zijn winst toevertrouwen. Het oude
barbarenrecht, dat de Kerk niet vermocht op te heffen,
week het eerst voor de economische noodzakelijkheid
[v.w. 1, 241].
Een andere belangrijke economische constatering is: Met
den accijns begint de zelfstandige stedelijke huishouding
[v.w. 1, 261]. Met een goed oog ook voor de eenvoudige
economische voorwaarden schilderde Huizinga hier de
Hollandse burgercultuur in haar wasdom. Het brede
publiek werd de Haarlemse geschiedenis toegankelijk
gemaakt in Over de oudste geschiedenis van Haarlem,
dat best eens opnieuw uitgegeven zou mogen worden,
door de Vereeniging 'Haerlem' misschien? Het is de
tekst van een lezing die Huizinga op 15 februari 1907
hield voor de leden van de Vereeniging 'Haerlem'. Het
is een meeslepend stuk voor een zich bij voorbaat gewon
nen gevend gehoor:
De geschiedenis van Haarlem heeft in meer dan één op
zicht iets van dat bijzonder aantrekkelijke, dat ook aan
de stad zelf met haar omgeving eigen is. Zij leeft niet voor
zich alleen, maar voor héél Holland. Van welke andere
stad was ons reeds als schooljongens, verweg in de afge-
legenste streek van ons land, zooveel bekend als van
Haarlem? De Hout, de Damiaatjes, de Blinkert en het
Manpad, de ruïne van Brederode, het beleg, het orgel
van St. Bavo, wij wisten het toen reeds: Haarlem raakte
telkens onze vaderlandsche geschiedenis en op de mooiste
punten [v.w. 1, 366].
110