Waarna natuurlijk een zinvolle relativering volgde over de verkeerde noties waardoor voorgaande geslachten zich nog wel eens konden laten leiden, en over het veel minder scherpe beeld van Haarlem in de middeleeuwen vergeleken met dat van de stad in Ruisdaels tijd. Een tweede zinvolle ontdekking deelde Huizinga mee in 'De jaarstijl van Haarlem'. Vertrouwd met de stukken rekende hij ons voor dat tot aan de Opstand het nieuwe jaar in Haarlem niet met Pasen begon, maar met Maria Boodschap (25 maart)! De filiatie van het stadsrecht en de ontdekking van de Maria Boodschap-stijl verbinden Huizinga's naam blijvend aan de beoefening van de Haarlemse geschiedenis. Monumentenzorg Er is een aspect in Huizinga's werk waar het te betreuren valt dat Haarlem zo vaak genoemd moet worden: de verwaarlozing en schending van het monumentenbezit. Bij herhaling heeft Huizinga gewaarschuwd voor ver keerde beslissingen en heeft hij wantoestanden aan de kaak gesteld, ook, nee: vooral in Haarlem. Juist de historicus kent de verhoogde vatbaarheid voor een mo nument, een oud stratenpatroon, de loop van een gracht of vestingwal. Als weinig anderen heeft Huizinga de stemmingsbeelden uit het verleden ervaren, de histori sche sensatie en esthetische ontroering gevoeld. In zijn lezing uit 1907 moest hij zijn gastheren duchtig de les lezen. In tegenstelling tot vervallen stadjes als Veere en Enkhuizen ging er in het welvarender Haarlem veel verloren door afbraak en smakeloze nieuwbouw: Het ergert U stap bij stapwanneer ge niet met een groote dosis economischen burgerzin Uw aesthetische gevoelig heid tracht te verdooven. En dat lukt niet altijd, mij althans niet. Och die nuttige, onmisbare ijzeren brug over 't Spaarne bij den Koudenhorn! Herinner U het gezicht van de Catharynebrug over 't Spaarne in de richting van de Amsterdamse poort, zooals het nog was vijf, zes jaar geleden; en ge denkt met dwazen wrevel: maar was hier dan niet een even reëel belang, om te sparen en te behou den, als waar met loffelijken ijver een veiliger en beter verblijf voor de Halzen wordt gezocht? [v.w. 1, 365]. Toen als nu: de zorg voor de kostbare schilderijen van Haarlems beroemdste schilder is voor ons een vanzelf sprekendheid, maar met wat Huizinga noemde het dage lijks aspect van stad en land [v.w. 1, 62] was en is het veel droeviger gesteld. Wat is er in de acht jaren, dat ui

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 113