Haarlem mijn woonplaats was en waarin het mij dierbaar
der is geworden dan ik nog wist, toen ik het verliet, wat
is er in die jaren niet verdwenen! [v.w. i, 365]. In zijn
posthuum verschenen Geschonden Wereld was de titel
maar al te treffend van toepassing op het verloren stads
en landschapsschoon:
In ons kleine, dichtbevolkte land kan men enkel met
wat lintbebouwing en slechte villaparkjes een gansche
streek in enkele jaren tijds in den grond bederven. Hoe
heb ik in een halve eeuw het edele Kennemerland, roman
tischer gedachtenis, ontluisterd gezien [v.w. vu, 545].
Maar een enkele maal werd gehoor gegeven aan zijn
waarschuwende woorden. In 1938 wilde de gemeente de
Bakenessergracht dempen uit een oogpunt van werkver
schaffingmen hoort nu nooit eens dat een gemeente-
betuur besluit een gracht opnieuw te laten uitgraven ten
behoeve van de werkgelegenheid! Huizinga schreef er
een stukje tegen in de Telegraaf (28 september 1938):
Is er in Haarlem, dat eenmaal een der allermooiste steden
van Nederland was, nog niet genoeg bedorven? Zoo dik
wijls ik er kom, huil ik tranen met tuiten om alles wat er
sedert veertig jaren is geschonden, verminkt, roekeloos
opgeofferd aan de zoogenaamde eischen van het moderne
verkeer, zonder begrip van wat een oude Nederlandsche
stad is, en wat de waarde van haar schoonheid beteekent
[v.w. 11. 585].
Gelukkig is in dit geval het slechte voornemen niet
doorgegaan.
Ick blyf getrou, Maar laten we niet in mineur eindigen. Het was een
lek wyck nyet af Haarlems monument dat Huizinga een van zijn mooiste
motto's leverde. In zijn Nederland's geestesmerk wordt
het als opening gebruikt om de toon te zetten van het
hele stuk:
In den tijd, dat ik in Haarlem woonde, zou ik, door de
Zijlstraat komend, nooit nalaten even op te kijken naar
het bescheiden huis, welks gevelsteen het opschrift droeg:
Int soet Nederlant'en ter weerszijden op een zandsteenen
band: Ick blyf getrou', 'Ick wyck nyet af [v.w. vu,
280].
Dit huis staat er gelukkig nog steeds, thans Zijlstraat
nr. 97, en de gerestaureerde gevel bevat alle drie de
opschriften. Gelegen vlak bij de plek waar de oude hbs
stond, moet Huizinga er regelmatig langs gelopen zijn.
Hij was verrukt over het opschrift en het leek hem als
document voor de qualiteit van ons nationaal gevoel in
de 17e eeuw even belangrijk als een gedicht van Vondel
112