Het net der Haarlemmermeerlijnen werd geopend met
de beste verwachtingen ten aanzien van de bloei der
streek en de groei van het railverkeer. In het eerste
decennium lukte dat ook wel, maar daarna ging het
steeds slechter ten gevolge van het zich uitbreidende
fijnmazige net van autobuslijnen en het feit dat het agra
rische platteland nu eenmaal minder vervoer aanbrengt
dan een stedelijke bebouwing met industrie. In de laatste
jaren der volledige exploitatie konden zelfs de exploi
tatiekosten niet door de vervoersopbrengsten gedekt
worden. De spoorwegdirectie zocht naar middelen om
het reizigersverkeer aantrekkelijk te maken. Zo liepen
in de zomermaanden van de jaren 1931-1935 's zondags
treinen tussen het Haarlemmermeerstation te Amster
dam en Zandvoort, via Aalsmeer en Haarlem, 's mor
gens naar het strand en 's middags terug, ongetwijfeld
een aardig ritje door het polderlandschap, langs de bol
werken en door de duinen tussen Overveen en Zand
voort. Maar het mocht niet baten en op i januari 1936
werd de reizigersdienst tussen Haarlem en Aalsmeer
gestaakt, hetgeen het begin betekende van de gehele
afbraak van het in totaal meer dan 100 km lange net.
Het enige dat thans rest is het 6 km lange stukje tussen
Amsterdam en Amstelveen. Het is verheugend dat een
groep vrijwilligers kans gezien heeft deze baan om te
bouwen tot elektrische tramweg, waarop wagens, af
komstig van verschillende tramnetten, de mensen
's zomers naar het Amsterdamse Bos kunnen brengen.
Eén daarvan is een door Beynes vervaardigde nzhtm-
motorwagen die van 1913 tot 1948 door Haarlem,
Schoten, Overveen en Heemstede gereden heeft. In
1957 verdween de laatste tramrails uit Haarlem.
Het rollend materieel Voor de aankoop van rollend materieel beschikte de
hsm tot 1880 over vaste leveranciers. Wat locomotieven
betreft was dat de fabriek van Borsig in Berlijn. Toen
de aanleg van lokaalspoorwegen en tramwegen in zicht
kwam, vroeg de hsm aan Borsig of deze genegen was
kleine locomotieven voor deze lijnen te bouwen. Voor
de lokaalspoorwegen bouwde Borsig 42 locomotieven,
alle voorzien van dierennamen (series Casuaris-Wesp),
die ook wel dienst deden op sommige tramwegen. Maar
voor de specifieke tramdienst moest worden omgezien
naar een andere fabriek en dit werd de firma Carels in
Gent. Er werden aanvankelijk zes locomotieven besteld,
waarvan enkele kwamen te rijden op de lijn Beverwijk-
Wijk aan Zee. Voor onderhoud kwamen ze in de werk-
125