plaats te Haarlem, waar ze aanstonds de bewondering trokken van de chef der werkplaats, ir. Middelberg. Op zijn voorstel werden de twee volgende exemplaren zelf gebouwd. Zij werden in 1883 in dienst gesteld met de fabrieksnummers Centrale Werkplaats, Haarlem, No's 1 en 2. In die jaren nam het aantal HSM-locomotieven snel toe, zodat ir. Middelberg aan de Raad van Administratie moest melden dat alle ruimte en mankracht in de werk plaats beschikbaar moesten blijven voor onderhoud en van verdere nieuwbouw moest worden afgezien. Daar om werden de twee volgende exemplaren weer bij Carels afgenomen. Niettemin wilde de Raad de gedachte om in eigen land locomotieven te bouwen niet loslaten. Langs andere weg werd dit doel toch bereikt. In Amsterdam bestond namelijk naast de spoorweg maatschappij nog een andere hsm, de Hollandsche Stoomboot Maatschappij, die voor haar schepen ketels bestelde bij een kleine fabriek in Breda, eigendom van jhr. F. Backer en ir. J.G. Rueb. Eerstgenoemde stamde uit een Amsterdamse patriciërsfamilie en had goede contacten met de leden van de Raad van Administratie, terwijl ir. Rueb, evenals ir. Middelberg, gestudeerd had aan de Technische Hogeschool in Hannover. Besloten werd aan jhr. Backer te vragen of deze ketels voor tramlocomotieven kon leveren, liefst met drijfwerk, zui gers, assen, wielen en verdere entourage. In 1883 verlie ten de eerste vier tramlocomotieven de Bredase fabriek met de fabrieksnummers 1, 2, 3 en 4. In 1884 volgden er nog eens vier, evenals het eerste viertal nagebouwd volgens het ontwerp van Carels. Er zouden er nog ruim driehonderd volgen, die dienst gingen doen in Neder- Elektrische tram van de e.s.m. in de Tempelierstraat, ca. ig25 gemeente-archief Haarlem). 126

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 128