verbindingsstraat in het begin van de 17de eeuw is ont
staan. Het Oude Mannenhuis liet hier een rijtje wonin
gen bouwen, hetgeen omstreeks 1610 moet zijn gebeurd.
Wellicht ontstond toen ook het Nieuw Heiligland. De
huisjes werden door het Oude Mannenhuis verhuurd.
De huurregisters daarvan zijn bewaard gebleven.
Het is dikwijls niet mogelijk de bewoners van een be
paald huis te achterhalen. Meestal is er pas vanaf circa
1800 een overzicht van bewoners samen te stellen. Dank
zij de aanwezigheid van het huurregister van het Oude
Mannenhuis zijn ons in dit geval veel meer namen van
bewoners bekend over een langere periode.
Als vroegste bewoner van het huis nr. 6 komen we
Maarten Terries tegen, die het huis bewoonde van circa
1638 tot 1645. Hij betaalde toen als huur een bedrag
van zeventig gulden. Vervolgens komen we de volgende
personen als huurder tegen:
Jan Markesz(oon) Loorijn 1645 - 1659 fl. 72,—
Samuel Verhelle 1659-1663 fl. 72,—
Joost Martense Buijsant 1663 - 1665 fl. 68,—
Gabriel Brouwer 1665 - 1674 fl. 68,—
Jacob Rixtel 1674 - 1679 f - 68,—
Isack Tomasse 1679 t68i fl. 68,—
Simon Harmansz(oon) de Vogel 1681 - 1691 fl. 68,—
Abram van der Linden 1691 - 1699 fl. 68,—
Samuel van der Hoev 1699 - 1702
Gerrit Huurkamp 1702 - 1706 fl. 62,—
Jacob de Pauw 1706 - 1710 fl. 56,—
Jacob heeft als aantekening gekregen dat hij in 1708 'uijt
het huijs gelopen' was, maar dat het toch weer aan hem
in huur werd afgestaan.
Jilles de Groot 1710 fl. 56,—
Neeltje Gijsbers 1709 - 1717 fl. 56,—
Zij was weduwe van Dirk Thijse en is de eerste bewoon
ster van dit huis.
Waarom de datering van huurperioden van de laatste
drie bewoners/sters niet keurig aansluit is onduidelijk,
wellicht veroorzaakte het weglopen van Jacob de Pauw
de nodige verwarring.
Aangezien het huis in 1717 verkocht werd, stopt daar
mee ook het overzicht van bewoners/sters. De eerstvol
gende bewoner die we weer tegenkomen is Rijnier van
Soest, die hier in 1811 genoteerd staat. Hij was in 1772
geboren en was voermansknecht van beroep. Omstreeks
1826 woonden hier achtereenvolgens Cornelis Cuypers,