polder poogde op 17 april 1861 bij monde van Mr. J.
P. Amersfoordt het huis Zwanenburg als vergaderruim
te voor het polderbestuur te verkrijgen. Het nog jonge
polderbestuur vond het ongepast dat zij in een oudeman
nenhuis moesten vergaderen. De pogingen van Amers
foordt zouden evenwel geen resultaten opleveren.
De hoofdingeland Blussé maakte zich sterk voor de
verkoop van Zwanenburg en verwierp de argumenten
van de bestuurders, die niet hun monument wensten te
verliezen, met de woorden: dat de eigenlijke sieraden
van een hoogheemraadschap in goede dijken en krachtige
waterkeering, maar niet in nutteloze gebouwen bestaan.
Niettemin wensten noch de dijkgraaf, noch de hoog
heemraden een overhaaste verkoop.
Op 11 februari 1862 ontving de toenmalige dijkgraaf
van Rijnland H. C. J. Hoog een merkwaardige brief
van makelaar P. Palmboom uit Amsterdam. Hij ver
zocht een onderhoud over zaken Rijnland betreffende.
Wat wilde Palmboom bespreken? Hij verzocht namens
zijn opdrachtgever - eerst later bleek dat Bartholomeus
Lans te Oudenbosch te zijn - op nader te bepalen voor
waarden voor een periode van vijftig jaar Zwanenburg
e i in huur te mogen verwerven om er een suikerfabriek
e te mogen vestigen. Hier had het Rijnlandse bestuur wel
1, oren naar. Kort daarop vroeg het bestuur aan de
n Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap
I, machtiging om verdere onderhandelingen te voeren,
e Deze toestemming werd zonder problemen verleend,
d De onderhandelingen liepen voorspoedig en op 8 mei
n 1862 werd het huis Zwanenburg voor een bedrag van
e 1.150,— per jaar aan Bartholomeus Lans verhuurd
onder de voorwaarde dat aan het gebouw geen wijzigin-
ij gen mochten worden aangebracht.
1- Toen de nieuwe eigenaar het gebouw had betrokken,
traden reeds spoedig vele gebreken aan het licht. Met
name bleek, dat de conditie van het gebouw te slecht
p i was voor de zware machinerieën van de suikerfabriek,
e Daarom verzochten Lans en zijn mede-vennoten in
februari 1863 het hoogheemraadschap om Zwanenburg
e in koop te mogen verwerven. De vennoten hoopten na
g de koop de vrije hand te krijgen ten aanzien van de
r noodzakelijke verbouwingen.
Inmiddels was Rijnland tot de slotsom gekomen dat de
•t verkoop van het huis Zwanenburg voor het waterschap
de beste oplossing was. Op 15 april 1863 vond tegen
betaling van 27.000,— de overdracht van het gebouw
193