ook 'Suikerfabriek Zwanenburg' worden geliquideerd.
De n.v. Suikerfabriek Holland was de opvolger van de
geliquideerde onderneming. Op dinsdag 6 juni 1882
verschenen bij notaris Pollones te Amsterdam de heren
Willem Tak, Frederik Spakler, Willem van Bevervoorde
en Adrianus van Rossum, die verklaarden de n.v.
Holland te willen oprichten. Van Rossum werd de
nieuwe directeur, de overige heren werden commissaris
sen van de vennootschap.
Onder leiding van Adrianus van Rossum floreerde de
nieuwe onderneming bijzonder goed. Deze directeur
was aan het einde van de negentiende eeuw dan ook
een van Nederlands beste suikertechnici. Hij zou vanaf
zijn 27ste jaar tot aan zijn overlijden op 61-jarige leeftijd
gedurende 35 jaren zijn stempel op de gang van zaken
in de suikerfabriek drukken.
Van Rossums succes was mede te danken aan de
gunstige suikeraccijnsregeling. De Nederlandse over
heid had tot deze regeling besloten ter stimulering
van de bietsuikerindustrie. De hoge accijnzen op de
rietsuiker golden niet voor de bietsuiker. Slechts een
deel van de geproduceerde suiker uit de bieten werd
belast. De zogenaamde overponden - datgene wat extra
aan suiker uit de bieten werd gehaald - waren vrij van
accijns. Dit stelsel van overponden bracht met zich mee
dat het voor de fabrikanten van het grootste belang
was een zo groot mogelijke hoeveelheid suiker uit de
bieten te halen.
Ook profiteerde Van Rossum van de agrarische crisis.
Tussen 1878 en 1895 werd de Nederlandse landbouw
getroffen door de grootste agrarische crisis sinds de
middeleeuwen. De oorzaak lag in de invoer van goed
koop graan uit de Verenigde Staten. Door de overvloed
van dit Amerikaanse graan werden de boeren in hun
bestaan bedreigd. Als gevolg van de sterke daling van
de graanprijzen besloten vele boeren om suikerbieten
te telen. Deze uitbreiding van het suikerbietenareaal
was een gunstige ontwikkeling voor de suikerindustrie.
Onder Adrianus van Rossum kwamen de eerste fa-
brieksuitbreidingen tot stand. In 1896 werd zelfs in de
vergadering van aandeelhouders besloten de capaciteit
van de fabriek te verdubbelen, een uitbreiding die op
7 oktober 1897 gereed kwam.
Een groot probleem bleef de concurrentie met de ande
re suikerfabrieken in Nederland. Van Rossum bleef dit
beseffen. Zijn jaarverslag over de campagne van 1902/03
vermeldt dan ook zorgelijk: