in keten woonden. Iedere boer had ongeveer acht van deze trekarbeiders in dienst. Van hen werd verwacht dat zij met het zogenaamde bietenspaantje de suikerbie ten uit de grond zouden steken en vervolgens de bieten zouden schoonmaken en koppen. De mannen en vrou wen, die de hele dag gebukt stonden om de zware planten uit de grond te steken en het loof af te snijden, zijn thans van het land verdwenen. Rooimachines bie den tegenwoordig uitkomst bij de zware oogstwerk- zaamheden. Na de oogst werden de bieten aanvankelijk over het water in scheepjes van achttien tot dertig ton naar de suikerfabriek in Halfweg gevoerd. Elke herfst lagen er tientallen schepen in Hoofddorp gemeerd. Wanneer het rooien begon verdwenen de schepen naar de losplaatsen langs de Ringvaart. Vele bietenboten waren zeilboten. Als er geen wind was, of de wind verkeerd stond, moesten de schippers de hulp van sleepboten inroepen. Talrijk waren de slepen van soms wel tien schepen die de brug over de Ringvaart passeerden. Het wachten leek de mensen die voor de brug stonden soms einde loos. Later werden de zeilschepen vervangen door mo torschepen. Niet alle zeilschepen zijn gesloopt, sommige zijn bewaard gebleven en gerestaureerd, enkele hiervan doen nog mee aan het bekende 'skütjesilen' in Fries land. Het schatten van de omvang van de lading gebeurde De oostzijde van de suikerfa briek. Op deze foto uit igio ligt tussen de zeilschepen ook een sleepboot. Sleepboten werden gebruikt om de dekschuiten met ruwe suiker naar Amsterdam te slepen 205

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 207