Ook leerde zij aan twee arme weesmeisjes in het Maech- denhuys de borduurkunst—zij het met veel moeitens -, zodat zij daarmee eerlijk hun brood konden verdie nen.17) Een andere Maagd, Annetgen van Emingha, was duidelijk minder handig, maar wel zeer vlijtig: zij borduurde veel kazuifels, altaarkleedjes en kerkelijke ornamenten hoewel sij de cunste daer niet van en hadt.,s) De geborduurde scènes op de zoeven genoemde kazui fels zouden op zich afkomstig kunnen zijn uit een atelier van professionele borduurders, maar meer voor de hand liggend lijkt dat er borduurpatronen in omloop waren. De scène van Maria ten hemel opneming op het kazuifel van Rovenius komt vrijwel overeen met die op een ander kazuifel uit dezelfde tijd in de collectie van het Oud- Katholiek museum in het Catharijneconvent. Het borduurwerk van de kloppen onderscheidde zich hoogstwaarschijnlijk niet van dat van de professionele borduurwerkers in die zin, dat het minder was in kwali tatief of—zo we willen—creatief opzicht. Het verschil zat hierin dat de professionele borduurders het voor hun brood deden, terwijl de kloppen en ook de begijnen—het deden als een vorm van huisvlijt, waar mee niettemin ook geld verdiend kon worden: dien 't perdueren conde dede hetselfde om een clein loon, soodat daarduer de devotie aan de menschen vermeerder den, also datter veel freie ornamenten tot dienst van 't H.Sacrificie hierdoor gemaect worden.19) Van de geest ende Geldelijk gewin stond dus niet op de voorgrond bij de meningh van het Maagden, zo is ons uit het voorafgaande gebleken, maar handwerk handwerk werd als een 'eerlijk' middel van bestaan be schouwd. Niettemin worden de kloppen er voortdurend aan herinnerd dat het werkende leven niet ten koste mag gaan van het innerlijke leven; de vergelijking met de zusters Maria (Magdalena) en Martha wordt hierbij veelvuldig aangehaald: Geertruydt Pieters (overl. 1625) hadt terstont wel ghewilt met Magdalena sitten aen de voeten des Heeren, maar 't en dacht haeren overste niet gheraetsaem dat se haer soude gheven de stille rust van Magdalena eer sij gheoeffent hadde in de H.Werckelicheijt van Martha.20) Ze werd om die reden aangesteld als overste van het Maechdenhuys om daar de arme weesmeisjes het am bacht te leren van naijen ende speldewercken. Ze won hiermee weliswaar veel inkomsten voor het huis, maar dat ging ten koste van haar innige stilheyt. In de Regel der Maegden van pastoor Joseph Cousebant 19

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 21