en dan meldde ik op de steenfabriek: Ik heb weer bericht
gekregen van Halfweg, Halfweg begint weer te draaien.
Zijn werkzaamheden op de Hoogerheidse steenfabriek
eindigden in september, het werk in Halfweg vormde
hierop een goede aansluiting.
Uiteindelijk vertrokken ieder jaar zo'n zeventig tot
honderd mannen naar het noorden. Vóór 1920 gingen
ook vele vrouwen uit Hoogerheide naar Halfweg, om
bij het lossen der bietenboten te helpen. Zowel on
gehuwde als gehuwde vrouwen vertrokken met de man
nen. De kinderen werden gedurende de campagnetijd
uitbesteed. Na 1920 kwamen alleen nog gehuwde vrou
wen te zamen met hun echtgenoot naar Noord-Holland
om te assisteren bij de verzorging (koken en wassen)
van het Brabantse campagnepersoneel.
Ook in West-Brabant stonden suikerfabrieken, zoals in
Dinteloord. Voor de oorlog was daar evenwel geen
behoefte aan personeel uit Hoogerheide en omgeving.
Die behoefte kwam pas na de Tweede Wereldoorlog.
De directie van Dinteloord kwam omstreeks 1950 in
het café van de vrachtrijder Michielsen in Hoogerheide
om personeel te werven. Vele mannen uit Hoogerheide
besloten toen Halfweg te verruilen voor de Brabantse
suikerfabriek. Zo vertrok Matteeuwsen in 1952, na
22 campagnes in Halfweg te hebben gewerkt, naar
Dinteloord.
Andere mannen uit Hoogerheide bleven naar Halfweg
komen. De csm ging een bewuster beleid voeren om
Brabanders naar Halfweg te krijgen en stuurde mensen
uit om personeel te werven. Jan Verhagen, die in de
jaren vijftig en zestig contactpersoon tussen de Braban
ders en de suikerfabriek was, vertelt over de wijze
waarop deze arbeiders naar Halfweg werden gehaald:
In Brabant hadden we een voorman, die zorgde ervoor
dat de mensen bij elkaar kwamen; die Brabanders kwa
men dan naar de vergaderingen die meestal in kroegen
plaatshadden.
Daar ter plaatse moest Verhagen meestal over de ne
veninkomsten onderhandelen, zoals over de fabrieks-
maaltijden; de Brabantse arbeiders schenen ieder jaar
meer aardappels, groente en vlees te eisen. Ofeigssen,
toenmalige directeur van de suikerfabriek, had Verha
gen meegedeeld dat hij om de gemoederen tijdens het
onderhandelen gunstig te stemmen niet op een pilsje
hoefde te kijken. Verhagen vertelt lachend dat zijn
rondjes weinig indruk moeten hebben gemaakt: In
Brabantse kroegen stonden grote ronde tafels en die
209