begin van de jaren zeventig het grootste deel van het campagnepersoneel. In de jaren vijftig waren er tijdens de herfstmaanden ongeveer 800 mensen op de suiker fabriek werkzaam, waarvan 100 vast. Momenteel zijn deze aantallen afgenomen tot 200 mensen vast en 60 mensen los personeel. Het vaste personeel, zoals schil ders, timmerlieden, metselaars en loodgieters krijgt - tot op de dag van vandaag - in de campagnetijd een andere functie. Zo werd een aantal timmerlieden suikerkokers en zit een schilder bij de centrifuges. Alleen het tech nisch personeel blijft op de eigen werkplek. Zware arbeid is er anno 1987 nauwelijks meer op de suikerfabriek, de meeste werknemers zijn op contro leposten terechtgekomen. Milieuproblemen zijn De suikerfabriek heeft vanaf omstreeks 1900 milieupro- van alle tijden blemen gekend. Vanaf het begin van deze eeuw werd er gediscussieerd en over oplossingen voor de overlast gedacht. Voor de Tweede Wereldoorlog werden de stoomketels van de fabriek gestookt met kolengruis. Dit veroorzaak te veel hinder, omdat het kolenstof en de vliegas uit de schoorsteen neersloeg op de weg en de omliggende panden. De gewassen werden aangetast en de neerslag veroor zaakte verontreiniging van het drinkwater. Het gemeen tebestuur van Haarlemmerliede c.a. wendde zich in 1914 tot de Amsterdamse Vereeniging voor rookvrij stoken, die in de hoofdstad vele adviezen verstrekte. Helaas kon men geen afdoende oplossingen voor de vliegasuitstoot van de suikerfabriek bieden. Tijdens de campagne van 1924, toen er bijna voort durend sprake was van oostenwind, werd er in Halfweg steen en been geklaagd over de vervuilende neerslag. De directie van de suikerfabriek begreep dat het pro bleem met name school in de te kleine schoorsteen van de fabriek. Men besloot de ketels die op deze schoorsteen waren aangesloten buiten bedrijf te stellen en te vervangen door nieuwe ketels met groote aschvan- gers. Uiteindelijk heeft het tot in de jaren dertig geduurd voordat de asplaag was verdwenen. Cornelis Grauwelman, pachter van het viswater in de Grote Braak en de Trekvaart, was de eerste die aan de noodklok luidde over watervervuilingsproblemen. Hij was bang dat zijn paling, die hij in de Grote Braak in netten bewaarde, zou sterven na lozing van het fabriekswater in de Ringvaart. Hij hoopte dat het hoog- 214

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 216