heemraadschap Rijnland hem zou kunnen helpen. Maar
Rijnland, dat in 1907 nog geen milieubeheer in zijn
takenpakket had, kon de visser niet beloven de sluis
bij Halfweg tijdens de campagne zoveel mogelijk geslo
ten te houden, omdat dit een ongunstig effect zou
hebben op de stand van het boezemwater in Rijnland.
Ook vissers in Spaarndam klaagden, omdat afvalwater
van de fabriek de Liede, de Mooie Nel en het Spaarne
vervuilde. De jaarlijkse klacht van de gemeente Haar-
lemmerliede betrof eveneens de watervervuiling. In de
gemeenteverslagen werd vermeld dat de toestand der
wateren goed te noemen was, alleen worden tijdens de
campagne der beetwortel-suikerfabriek de wateren in den
omtrek sterk verontreinigd. In overleg met de gemeente
werd in 1914 besloten een commissie van deskundigen
samen te stellen om advies te verlenen over de afval
waterkwestie. Prof. dr. G. Hondius Boldingh, hoogle
raar aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam,
adviseerde de directie van de fabriek en dr. N. Goslings,
hoogleraar aan de landbouwschool in Wageningen, trad
op als gemeentelijk deskundige. Er vond een uitgebreid
bacteriologisch onderzoek plaats en men adviseerde een
dam aan te leggen om te verhinderen dat het overblijfsel
van de kalk dat heeft gediend bij de zuivering van het
suikersap, de zogenaamde schuimaarde, in de Ringvaart
terecht zou komen. Bovendien achtte men het raadzaam
om bij het bietenwaswater kalk te voegen. Ernstige
watervervuiling bleef.
In opdracht van dr. G. Romijn, inspecteur van volks
gezondheid te Haarlem, moest de suikerfabriek de
lozing in de Ringvaart staken en deze verplaatsen naar
zijkanaal F. Sedert 1923 vond de afvalwaterlozing van
de fabriek ook daadwerkelijk op deze wijze plaats. Nog
bleek het eind der watervervuilingsproblematiek niet in
zicht. Het hoogheemraadschap Rijnland zou uiteindelijk
een helpende hand bieden. Tijdens de suikercampagne
zorgde het stoomgemaal te Halfweg voor extra bemaling
ten behoeve van de doorspoeling van het zijkanaal.
Deze steunverlening zou tot het eind jaren vijftig voort
duren.
De milieumaatregelen die in de laatste dertig jaar door
de suikerindustrie zijn genomen zijn groots te noemen.
Tot de jaren zestig was de vervuilingswaarde van de
Nederlandse suikerfabrieken tijdens de campagne on
geveer even groot als die van het rioolwater van de
helft van de Nederlandse bevolking.
Omstreeks 1976 was van deze vervuiling nog slechts
215