deels in de staties van St. Jozef en St. Antonius in Haarlem.
Naderhand kwamen de paramenten in het Bisschoppelijk Museum
Haarlem (bmh textiel 10, 42, 127, 129, 136, 149). Zie hieromtrent
bbh, 29 (1904) p. 301 en de bijlage p. 318 en bbh34 (1909) p.
308.
3. Dit zijn in de eerste plaats de Levens der Maagdenzie noot 1.
Door een misverstand heeft men enige tijd gemeend dat er een
deel verdwenen was, o.a. recentelijk nog, zie E.B.F. Pey, 'De
manuscripten van Trijn Jans Olij...', Archief voor de Geschiedenis
van de Katholieke Kerk in Nederland28 (1986) pp. 138-161. In
de tweede plaats is hier in belangrijke mate gebruik gemaakt van
de Regel der Maegden, de regels der Haarlemse begijnen, van
Joseph Cousebant, pastoor van het begijnhof van 1662 tot 1694.
Hiervan zijn drie—onderling in details afwijkende—afschriften in
de bibliotheek van het Catharijneconvent aanwezig, inv. nrs. bmh
hs. 81, bmh sj hss. 102, 103. Vgl. t.a.v. nagelaten geschriften uit
'den Hoeck' en 'St. Jozef' (sj) ook: J.A.J.M. Verspaandonk, 'Een
boekje open over de bibliotheek'. Geschreven, gedrukt, versierd,
verzameld (tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Het Catharij
neconvent, Utrecht, 1982), pp. 5-13, pp. 7-8.
4. F.W.J. Koorn, Begijnhoven in Holland en Zeeland gedurende de
middeleeuwen (Assen, 1981), p. 92; C.J. Gonnet, Het begijnhof
te Haarlem (z.p., z.j.), p. 20.
5. Zie noten 1 en 3.
6. bbh, 17 (1891) p. 238. bmh, coll. Warmond hs. 92 C 10 (m) p. 428.
7. Vgl. M.L. Caron, 'Ansien doet ghedencken...'. Geert Grote en
de Moderne Devotie (tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Het
Catharijneconvent, Utrecht, 1984), pp. 25-42, p. 28.
8. Vgl. ook F.W.J. Koorn, 'Ongebonden vrouwen. Overeenkomsten
en verschillen tussen Begijnen en Zusters van het Gemene Leven,
Ons Geestelijk Erf, 5 afl. 2-3 (1985) pp. 391-401.
9. Ph. Rovenius, Reipublicae Christianae (Antverpiae, 1667), p. 272,
Theissing, Van klopjes en kwezels, p. 6.
10. bbh, 20 (1895) (overdruk met eigen paginering) p. 330 e.v., vgl.
ook Theissing, Van klopjes en kwezels, pp. 114-117.
11Zie noten 1 en 3. Blijkens bmh sj hs. 103 is de Regel der Maegden
'gegeven door onsen eerwaarden pastoor J.C. Het feit dat het
handschrift het jaartal 1676 heeft en afkomstig is uit de parochie
bibliotheek St. Jozef pleit voor Joseph Cousebant als opsteller
van de regels. Er bevindt zich ook een handschrift met deze
regels in het Archief van het Bisdom Haarlem, P.M. Verhoofstad,
Inventaris der archieven van kerken, kloosters en staties berustend
in het archiefdepót van het Bisdom Haarlem (Haarlem, 1959), p.
69 nr. 343 en Gonnet, Het begijnhof te Haarlem, p. 33. Over de
kleding van de Haarlemse begijnen is tijdens pastoor Jan Albert
Ban (1630-1644) nogal wat te doen geweest, kennelijk gingen ze
naar zijn mening te wuft gekleed. Vgl. ook Dirkse, 'Pieter de
Grebber', p. 124.
12. bmh sj hs. 103 p. 44V; hs. 102 p. 40; hs. 81 p. 36 (variant: sij sal
geen klopje sterven).
13. Zie voor deze passages bbh, 35 (1914) pp. 298-302.
14. bbh, 35 ((1914) p. 299; bmh coll. Warmond hs. 92 B 13 (1) p. 100.
Zie voor de familie Van Veen R.E.O. Ekkart, 'Het gezin Cornelis
van Veen', Leiden '74. Leven in oorlogstijd in de tweede helft van
de 16de eeuw (tentoonstellingscatalogus Stedelijk Museum De
Lakenhal, Leiden, 1974), pp. 95-105.