Necrologieën
Dr. J. van Mansvelt
16 november 1921 -
23 april 1987
Jan van Mansvelt, in Groningen geboren, trok voor zijn
medische studie naar Utrecht. Het was het tijdvak '40-
'45 en zijn karakter noopte hem actief aan het studenten-
verzet deel te nemen. Hij sprak daar zelden of nooit
over, maar was in die tijd wèl een pilaar waar veel—en
velen—op steunden. Na zijn opleiding tot arts werd hij
in 1951 assistent van de in Haarlem gevestigde neuroloog
dr. Posthumus Meyjes. Bij hem kreeg hij zijn opleiding
tot neuroloog. De samenwerking was zodanig dat Post
humus Meyjes hem, na inschrijving in het register, ver
zocht in Haarlem te blijven en met hem samen de neu
rologie in de Haarlemse regio uit te oefenen. Aanvanke
lijk werd in een aantal ziekenhuizen de neurologische
praktijk uitgeoefend, waarbij voor Van Mansvelt het
accent lag op het Diaconessenhuis. Na het afscheid van
Posthumus Meyjes kwamen zijn werkzaamheden voor
namelijk in het St. Elisabeth's of Groote Gasthuis te
liggen. Hij was een keiharde werker, toegewijd naar de
patiënt en ontplooide daarnaast ook vele activiteiten
buiten de kliniek. Zo was hij voorzitter van de l.s.v. en
hij heeft in die functie zich ingezet voor vaststelling van
een regeling van de particuliere honoraria.
In 1970 werd Van Mansvelt benoemd tot medisch direc
teur van het Elisabeth Gasthuis. Tesamen met de econo
misch directeur, drs. W. de Waard, bereidde hij de
verhuizing van het ziekenhuis van de Gasthuisvest naar
de nieuwe behuizing in Schalkwijk voor. Hij had een
vooruitziende blik wat betreft de ontwikkelingen binnen
de gezondheidszorg. Daarbij was hij zijn tijd vooruit,
hetgeen hem niet door allen in dank werd afgenomen.
Dit zal zijn leven beslist niet veraangenaamd hebben.
Hij schroomde echter niet zijn mening uit te dragen,
ondanks de problemen die mogelijkerwijs zouden kun
nen ontstaan. Veel energie stak hij in zijn streven binnen
de regio een samenwerking van de ziekenhuisinstellin
gen tot stand te brengen. Zijn visie bleek echter nog niet
realiseerbaar. Tóch was hij een van de weinigen die toen
244