Anton Pieck
19 april 1895 -
24 november 1987
In de nacht van 23 op 24 november 1987 is in zijn woning
te Overveen op de leeftijd van ruim 92 jaar Anton Pieck
in zijn slaap overleden. Aan een lang, arbeidzaam en
artistiek zeer vruchtbaar leven kwam daarmee een ein
de.
Er zullen maar heel weinig landgenoten zijn, die nog
nooit van hem gehoord hebben of nog nooit iets van hem
zagen. Meer dan vijfenzestig jaar is zijn werk bekend en
hoewel zijn populariteit na 1945 een tijdlang taande
(maar ook in die tijd ging alles wat hij maakte grif van
de hand), is deze gedurende de laatste tientallen jaren
explosief toegenomen en heeft een omvang gekregen als
nog nooit een Nederlandse beeldende kunstenaar ten
deel viel. Dit kwam niet omdat hij daar enige moeite
voor deed, zich op enigerlei wijze naar voren werkte
of door eigen toedoen de aandacht op zich vestigde.
Integendeel, in zijn grote bescheidenheid vond hij de
vaak opdringerige belangstelling wel lastig, omdat het
beroep dat op hem werd gedaan door vertegenwoordi
gers van pers, radio en televisie, door instanties en par
ticulieren, hem van zijn werk afhield. Tot op het laatst
toe zat hij elke dag achter zijn tekenplankje. Maar hij
was een soort nationaal bezit geworden.
Wel heeft hij de brede belangstelling gewaardeerd als
een erkenning van zijn werk: wie zou daar onverschillig
voor zijn? Maar hij heeft deze niet gezocht. IJdelheid
was hem vreemd en de drukte, die vaak rondom zijn
persoon ontstond, verbijsterde hem. Bij elke manifesta
tie waarvan hij het middelpunt zou zijn, vroeg hij zich
af of de organisatoren niet te optimistisch waren in hun
schatting ten aanzien van de verwachte belangstelling.
Maar hij kreeg steeds ongelijk. In het dagelijks leven
was hij net zo. Als hij je de opzet of uitwerking van een
nieuwe tekening of schilderij liet zien en het oordeel was
lovend, zei hij steevast: 'Ja, een aardig onderwerp, hè?'
Nooit heb ik hem horen zeggen dat hij een werkstuk zelf
geslaagd vond; wel had hij het over de moeilijkheden
en problemen tijdens de totstandkoming. Hij was zijn
belangrijkste criticus en meermalen liet hij van een vroe
ger gemaakte tekening weinig heel.
Zonder zorgen is zijn leven niet verlopen. Tot aan haar
dood heeft hij zijn moeder, die na het overlijden van
haar man volkomen onbemiddeld en onverzorgd achter
bleef, op onbekrompen wijze financieel en anderszins
gesteund; hiertoe was zijn tweelingbroer Henri niet in
staat.
Naast zijn vermoeiende baan als tekenleraar aan het
248