eeuw een paar maal tot excessen geleid. Met hoe minder mensen je invloed hoeft te delen, hoe beter je er natuur lijk zelf vanaf komt. Vandaar dat de vroedschap een nogal gesloten college was. Een enkele keer kwam het voor dat schepenen die (nog) geen lid waren van de vroedschap werden voorgedragen of benoemd, maar dat waren uitzonderingen. Zulke voordrachten zien we vanaf ongeveer 1765 regelmatig, zonder dat er overigens vaak een benoeming door de stadhouder uit voortvloei de. De politiek in Haarlem werd dus bepaald door de vroed schappen, maar een belangrijke rol was weggelegd voor de twee hoogste ambtenaren, de pensionarissen. Zij verwoordden de politieke standpunten en waren de woordvoerders van de Haarlemse delegatie naar de ver gaderingen van de Staten van Holland. De afgevaardig den konden van jaar tot jaar anderen zijn, de pensio narissen vormden de continuïteit. Aan de vooravond van de gebeurtenissen in 1787 waren die pensionarissen Adriaan van Zeebergh en Pieter van de Kasteele. Van Zeebergh was onder andere tevens directeur van Teylers genootschappen, om maar eens een oproerig genootschap te noemen, en in de Staten gaf hij, tesamen met de pensionarissen van Dordrecht en AmsterdamCornelis de Gyselaar en Engelbert Francois van Berckel, vorm aan de oppositie tegen Willem v. Van de Kasteele was onder meer directer van de Hollandsche Maatschappij. Hij zou in 1795 een vooraanstaand lid van de Nationale Vergadering worden. De pensionarissen werden in hun politiek kennelijk ge steund door de meerderheid van de Haarlemse vroed schappen. Het is moeilijk om in de besluiten van de vroedschapsvergaderingen na te trekken hoe groot en constant die meerderheid nu eigenlijk was. Men herinnerde zich in Haarlem nog goed dat in vroe gere tijden ook de schutterij wel bij het bestuur betrok ken was geweest. Zo was tijdens en na het beleg de schutterij bij belangrijke zaken om advies gevraagd, maar dit soort zaken was in maart 1584 door de Staten van Holland verboden. Sinds het einde van de 17de eeuw waren de schutterijen in verval geraakt. De schutters mochten niet meer hun eigen bestuur, de krijgsraad, kiezen maar moesten toleren dat hier vroedschapsleden in werden benoemd. Andere misstanden waren dat rijke burgers zich tegen betaling van de schuttersdienst kon den vrijkopen, zodat alleen schutters actief waren die tot de minder welgestelde klasse behoorden. De herinnering 29

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 31