huize van de schoolmeester Van der Poll. Dit gezelschap
zond een niet ondertekend adres dat daarom door de
commissarissen aanvankelijk niet werd geaccepteerd.
Toen werden er alsnog ongeveer 200 handtekeningen
onder geplaatst. Hun verlangens waren dat de schutterij
op de oude voet zou worden hersteld, zonder dat er
leden van de regering in de krijgsraad zaten; ze wilden
dat er geen stedelijke functies aan personeel van de
stadsregering gegeven zou worden, dat de gilden werden
gehandhaafd en dat alleen leden van de kerkeraad de
diaconie mochten leiden. Voor een deel eisen, die ook de
Burgersociëteit voor zijn rekening had kunnen nemen.
Een kleine maand later kwamen de commissarissen te
rug. Op 18 februari riepen zij het stadsbestuur bijeen en
gaven te kennen de adressen af te wijzen. Elf van de 24
nog zitting hebbende vroedschappen weigerden overi
gens te verschijnen. De gehele vroedschap werd ontsla
gen en er werden 32 nieuwe vroedschappen benoemd,
waarvan er 12 tot het oude bestuur hadden behoord.
Van de 20 nieuwbenoemden was de helft geen Haarlem
mer, wat officieel een van de eerste vereisten voor deze
functie was. Van de benoemden weigerden er drie deze
functie, een vierde diende weldra zijn ontslag in. Verder
werd de schutterij weer op de oude wijze georganiseerd
en ook de hervormde kerkeraad werd ontslagen, hoewel
de leden te boek stonden als zeer achtenswaardige lieden.
Een gevolg daarvan was dat op de eerstvolgende be
dedag de collecte maar een fractie opbracht van wat
gebruikelijk was.
De nieuwe vroedschappen moesten drie verschillende
eden afleggen. Iedereen die een betrekking had die in
relatie stond met het stadsbestuur moest ook een eed
afleggen, vanaf de hoogste ambtenaren tot straatwerkers
en voddevrouwen toe. Door dat massale gedoe het
was enkele dagen erg druk op het stadhuis—ontstond
nogal wat hilariteit die aan het plechtige van een
eedsaflegging afbreuk deed.
Het bleek in de volgende jaren dat het bij vacatures in
de vroedschap moeilijk was om daarvoor Haarlemmers
bereid te vinden. De burgerij maakte vrijwel een geslo
ten front tegen de Prins en de politiek die hij vertegen
woordigde.
Het nieuwe stadsbestuur was waakzaam om wanordelijk
heden te voorkomen. De winkel van de firma Usselino
in de Grote Houtstraat moest verplicht enkele weken
dicht, omdat een bepaald soort linten zo veel verkocht
werd, dat men vreesde dat het een nieuw anti-oranjesym-
39