erkende ook de bisschop van Utrecht de gemeenschap; dit naar aanleiding van gunstige berichten van de pastoor van de Haarlemse parochiekerk. Bij deze erkenning werden reeds eerder door de pastoor verleende gunsten bevestigd, zoals het hebben van een eigen priester als biechtvader, het bewaren van het heilig sacrament in hun kapel en het met de vereiste plechtigheden doen begraven van de doden op het aan de kloosterkapel grenzende kerkhof. Bovendien stond de bisschop invoe ring van de clausuur (insluiting) toe. De bisschoppelijke erkenning had tevens tot gevolg dat alle eigendommen van de gemeenschap voortaan onder de geestelijke juris dictie werden geplaatst met alle daaraan verbonden vrijheden en voorrechten. Van 8 september 1407 dateert tenslotte een charter van de Haarlemse stadsregering, waarin nog enkele wereldlijke en materiële zaken van de zusters werden vastgelegd zoals voorwaarden tot het uitoefenen van een of ander ambacht. Enige decennia later richtten de zusters een verzoek tot de bisschop van Utrecht om de regel van St.Augustinus te mogen volgen. Dit werd toegestaan en vanaf 14 april 1428 gingen de zusters over tot de Augustijner orde en na 1431 werd het convent geïncorporeerd in het kapit- 84 2. De Zijlkerk in 1621 Fragment uit een profiel van Haarlem. Gravure door Jan van de Velde. Rijksprentenkabinet Amster dam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 86