kennis van de geschiedenis leek de directeur onvoldoen
de, dus...
Tenslotte bleven er drie kandidaten over: Johan Huizin-
ga, K. Boerma en J. Prinsen. Dr. Brongersma heeft zich
kennelijk grondig en uitvoerig laten inlichten door de
Groningse hoogleraar in de geschiedenis, P.J. Blok. Het
resultaat was een uiterst lovende waardering voor Johan
Huizinga, die te mooi is om hier niet volledig te citeren:
Onder de sollicitanten is een jonge man, die alle gegevens
bezit, om een uitstekend leeraar te worden. Ik bedoel den
Heer J. Huizinga, die binnen weinige weken den graad
van Doctor in de Nederlandsche Letteren hoopt te verkrij
gen. In kennis, ontwikkeling en vooral in beschaving,
staat hij ver boven de overige sollicitanten. Hij heeft nog
geen onderwijs gegeven, maar flinkheid van karakter,
kalmte en bezadigdheid, eigenschappenwaardoor hij
zich, volgens betrouwbare inlichtingen, reeds als. student
bijzonder onderscheidde, maken de kansen groot, dat
deze school, werd hij benoemd, in hem een uitstekend
leeraar zou krijgen. Ik bedoel hiermede iemand van het
gehalte van den Heer Janssen van Raay, die hier, op nog
geen drieentwintig jarigen leeftijd werd benoemd en die
sedert bij herhaling de blijken van vertrouwen, ook van
Uw College en van den Raad der Gemeente ondervond.
Het onderwerp van de dissertatie van den Heer Huizinga
is wel niet bepaald van historischen aard, maar volgens
den Hoogleeraar, den leermeester van al deze sollicitan
ten, is hij ook in dit vak de bekwaamste van allen.
Waar is het dat hij als leeraar zou kunnen mislukken,
want het blijft voor een jongmensch, zonder practische
ervaring, eene onderneming van beteekenis zijne loop
baan te beginnen aan eene groote school; waar is het
ook, dat jongemenschen van zijn beschaving in den regel
slagen, dat zij dan tot de beste leeraren behooren. En
door hem voorloopig voor een jaar te benoemen stelt men
de school niet bloot aan een blijvend gevaar. Mocht het
blijken, dat hij practische geschiktheid niet in voldoende
mate bezit, dan zou hij, zooals dit hier meer is voorgeko
men, op eene vaste benoeming alle aanspraak verliezen.
En daarover zal men zich, in dit geval, niet zoo bijzonder
bezwaard behoeven te gevoelen; voor een jongmensch
van zijne kennis en ontwikkeling - ook daarnaar heb ik
uitdrukkelijk gevraagd - staan nog andere wegen open
dan die van leeraar. Sommigen zelfs zien in hem iemand,
die, wegens zijne meer dan gewone gaven, hier niet op
den duur zal blijven en vinden daarin een bezwaar tegen
96
Dr. H. Brongersma, directeur
van de HBS (foto gemeente-ar
chief Haarlem).