zijne benoeming. In dit bezwaar deel ik niet. Ik geef de voorkeur aan iemand, die over eenige jaren weggaat, omdat hij goed is, boven iemand, die blijft, terwijl hij minder geschikt blijkt te zijn. Deze uiterst waarderende toon zou kunnen doen ver moeden dat daarmee de zaak wel beklonken zou zijn, maar dat is allerminst het geval. Huizinga zelf meende zich te herinneren'. Ik kwam op de voordracht naast Dr. J. Prinsen, den lateren hoogleeraar, die had moeten voorsaan propter annos et barbam, zei de heer Tjeenk Willink [V.W. I, 28]. Dit voorgaan van Prinsen betreft echter het advies van de Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs: deze zette Prinsen op de eerste plaats en Huizinga op de tweede, wat duidelijk aantoont hoe invloedrijk de lobby ten gunste van de heer Prinsen was. De directeur wilde weinig van een kandidatuur Prinsen weten en zo welsprekend als hij zijn lof voor Huizinga uitte, zo terughoudend koos hij zijn formule ring betreffende diens voornaamste mededinger. Na zijn bezwaren uiteengezet te hebben jegens een aankomend leraar die in het lager onderwijs was gevormd, vervolgde Brongersma: Dat de Heer Prinsen veler voorspraak gewonnen heeft, ook door het geven van privaatlessen, en dat zo velen pogingen in het werk stellen, om zijne benoeming hier te bevorderen, pleit ongetwijfeld voor hem. Zelfs de boven bedoelde Hoogleeraar zou hem gaarne hier benoemd zien, omdat eene aanstelling bij het Middelbaar onderwijs, voor den Heer Prinsen meer dan voor een der andere sollicitanten gewenscht is; hij zou die wellicht ook meer dan iemand anders op prijs stellen. Maar, voegde de Hoogleeraar hieraan toe: 'wil men den beste hebben, dan moet men ongetwijfeld Huizinga nemen. Bij dit alles mag ik niet verzwijgen, dat ik betwijfel, of zij, die zoo ernstig voor de belangen van den Heer Prinsen opkomen, wel de gevaren kennen, waaraan een man van eenvoudige opvoeding, als hij, die tengevolge van zijn vele werken, ook later weinig gelegenheid vond om met menschen van beschaving in aanraking te komen, zich blootstelt, zoo hij zijn loopbaan als Leeraar aan eene groote school begint. Ook ik zou hem gaarne helpen, omdat de man dit verdient. Maar, waar Uw College om inlichtingen vraagt, heb ik het vraagstuk van den anderen kant te bekijken en alleen te letten op de belangen van deze scholen. Dan durf ik hem, zonder aan het goede, 97

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1987 | | pagina 99