collecteur zelf zou een zilveren lepel verdienen met elke
vijftig gulden die hij aan loten verkocht (zie ill. 3).
Na deze bescheiden bestudeerd te hebben, maakte onze
collecteur een katern door een paar vellen papier dubbel
te vouwen en een draadje door de rug te halen. Zelf
legde hij vast 120 gulden in 36). Vervolgens riep hij zijn
twee zoontjes naar zijn kantoor. Hij beloofde ze beiden
zeven loten, en schreef de rijmpjes op die zij be
dachten 37). Van zijn zoons en van iedere volgende inleg
ger noteerde hij de naam, de straat waarin zij woonden
en vaak ook de naam van hun huis. Soms noemde hij
zelfs hun beroep. Of hij voor hen en de overige inleggers
een quitantie uitschreef is overigens niet bekend. Na zijn
zoons was zijn wasvrouw aan de beurt. Zij kocht acht
loten en gaf, wellicht met een knipoog naar de 120
gulden die haar werkgever had ingelegd, als rijmpje op:
Wat ick u vragen sal
veel inteleggen is die oock mal38)
Omdat de collecteur dezelfde middag voor zaken de stad
uit moest, liet hij wat mondvoorraad klaarmaken, en
stak ook het katern bij zijn bagage, 's Avonds, in de
herberg met zijn zakenrelaties, zou het weer op tafel
komen 39). De avond na zijn terugkomst bracht de fa
milie Backer hem een bezoek en legde en masse in: vader
Sijmon en zijn huisvrouw Sijbrich, met hun dochters
Maritgen, Cornelisgen, Adriaen(tgen) en Trijntgen en
hun zonen Cornelis en Gerrit. Elk gaf zijn eigen rijmpje
op 4°). Als goed gastheer schonk de collecteur ze een
glas bier, dat hij later als onkosten bij de bewindhebbers
zou declareren 4I).
Vier maanden lang bracht hij op deze wijze zijn loten
aan de man. Tegen de tijd dat de inschrijving sloot,
maakte onze collecteur zijn balans op. Hij telde de pen
ningen die men had ingelegd. Omdat men hem met
verschillende muntsoorten had betaald, maakte hij een
nauwkeurige verantwoording van zijn berekeningen, in
Carolusguldens 42). Op een afgesproken tijdstip kwam
een gecommitteerde uit Haarlem de penningen en de
registers lichten. Die vergoedde hem zijn onkosten, en
controleerde zijn berekeningen 43). Hij stelde vast dat
onze collecteur recht had op vijf collecteerlepelen, of 3
gulden en tien stuivers aan loten. De collecteur koos
voor het bedrag in loten en schonk ze aan zijn dienst
maagd, die hiermee het laatste rijmpje in het register
mocht opgeven 44). En hiermee was zijn taak geëindigd.