vereniging in de late jaren 20 organiseerde. Het was ook
Strijbos geweest, ooit begonnen als architect, die het
huisje had gebouwd op de kwekerij De Teunisbloem aan
de Zijlweg waar ik de eerste zes jaar van mijn leven
heb doorgebracht, gesloopt zoals het huis van Droste
waarachter de kwekerij zich uitstrekte. De Teunisbloem
had een uitstekende naam bij fijnproevers in de tuinaan
leg-
Sipkes was zijn tijd ver vooruit, toen hij daar in 1918
begon met het kweken van wilde planten. Zakelijk was
het geen succes, en in 1945 aanvaardde hij dankbaar een
baan bij het Administratiefonds Rotterdam, later Zuid-
Hollands landschap, als beheerder van een duinterrein
op Voorne. Daar is dan de Tenelladuinplas ontstaan,
een heemtuin, waar het Bloemendaalse Thijsse's Hof
een voorloper van was. De aanleg van Thijsse's Hof, het
experimentele 'instructief plantsoen was in 1925 ook
aan hem opgedragen naar een ontwerp van Leonard
Springer op ideeën van Jac. P. Thijsse. Een nabootsing
van de natuur, waarin zo veel mogelijk wilde flora in
verschillende biotopen werd getoond. De samenwerking
met Springer liet veel te wensen over en dat laat zich
verklaren: Springer was een man die de natuur gebruikte
om een park te maken, mijn vader ging uit van de
natuur en moest daarbij de beperkingen van een park
aanvaarden.
De man die het land, en grote delen van Europa, door
reisde in wat iemand omschreef als een vierkant Frans
autootje, waar bossen groen en de stelen van schop en
vork uitstaken, adviseerde Rijkswaterstaat als het om
duinbegroeiing ging, had een zware stem in de advies
raad voor de Kennemerduinen, oogstte lauweren voor
de aanleg van de biovakantieoorden in Bergen en later
in Arnhem, werd erelid van de knnv, erelid van de
bnt (tuin- en landschapsarchitecten) en erelid van de
Werkgroep Europese Orchideeën.
Prof. V. Westhoff gaf in 1977, tijdens de uitreiking van
de Heimans en Thijsse-prijs, de volgende karakteristiek
van het werk dat mijn vader had verricht:
Zijn belangstelling betreft niet zo zeer de floristiek in
engere zin, nog minder de plantensociologie en ook niet
in de eerste plaats het natuurbehoud. Wel is het, heel
karakteristiek, veldbotanisch onderzoek in de geest van
Heimans en Thijsse. Het is een populariserende vorm
van geobotanie, en wel van verspreidingsoecologie en
populatiedynamisch onderzoek. Sipkes gaat na hoe de
plantensoorten die zijn belangstelling hebben, zich ergens
237