Dc zes kinderen van Willem Bertiens uit Amsterdam
dreigden de nietroeper:
Roeper maeckt ghij met niet roepen getier
wij wenschen u die hel oft vagevier 88).
Terwijl de interesse van Marritghen Jans, ook uit Gouda,
uitging naar de prooslezer:
Maritghen Jans jongh gebooren van Berghen vraecht
wat den leeser liefflijckx onder sijn kleeren draecht S9).
Hierbij dient de lezer in gedachten te houden, dat bij de
trekking eerst het proos werd voorgelezen, en daarna
de vermelding op de niet- of prijsbriefjes. Marritghen
speculeerde er ongetwijfeld op dat zij niet zou winnen.
Al in januari 1607 was begonnen met het copiëren van
de prozen uit de ingeleverde registers. De boekdrukker
Gillis Rooman bezorgde het papier om de proos- en
nietbiljetten op te schrijven, en Dirrick Claesz. twaalf
houten nappen om zand in te doen voor de schrijvers.
Het overschrijven gebeurde in de Prinsenhof. Daar hield
Jacop Cornelisz. Visscher toezicht op de schrijvers 9°),
33 in totaal 9I), die samen drie hondert ende acht duysent
seven ende veertich proos billetten schreven 92). 308 047
is het exacte aantal verkochte loten, dat samen door
bijna 25 000 mensen werd aangeschaft. Voor elk gekocht
lot werd dus een apart briefje geschreven, met het rijmp
je van de koper erop. Kocht men 500 loten, dan copieer-
den de schrijvers het rijmpje ook 500 keer.
De betaling voor het schrijven was vier stuivers per
honderd geschreven biljetten, waarvan elke schrijver
een-vierde deel als loten in de loterij moest inleggen 93).
De schrijvers deden dit met enthousiasme. Behielp Wil
lem van Trier zich nog met:
Wat sal ik hebben schoon
voor myn verdiende schryfloon,
Jan Regot zijn preoccupaties lagen elders:
1st niet een groot verdriet dat men siet
schoone dochters en gebruyckense niet,
terwijl ook Pieter Ruyckhaver liet merken dat het schrij
ven niet zijn enige interesse was: