stapelden zich op en deze uitzichtloze situatie had tot
gevolg dat de Duitse vaklieden hun vergunning niet meer
verlengden en naar hun land terugkeerden. Op 21 juni
1790 was Lyncker gedwongen het huis aan de Dunne
Bierkade van de hand te doen, nadat het bedrijf waar
schijnlijk al eerder was opgeheven. Eind 1790 verliet de
bankroete Lyncker Den Haag en zocht zijn toevlucht in
een asielplaats ten zuiden van Maastricht, mogelijk Luik.
Sindsdien is er niets meer over zijn verdere lotgevallen
vernomen.
In de geschriften betreffende de Haagse en Loosdrechtse
porseleinbedrijven is van de heftige rivaliteit tussen de
beide directeuren uitgebreid melding gemaakt. Hierbij is
het Lyncker, die met zijn onheuse optreden en oneerlijke
concurrentiepraktijken ten opzichte van zijn gematigde
60
3- Koffiekan met o.a. het Rijn
landshuis Zwaanenburg te
Halfweg. Voorbeeld van guil-
loches randversieringen. (Col
lectie Haags Gemeentemu
seum).