Stille stad
In de 'Vlugmaren' van 21 oktober 1882 bracht Vosmaer ver
slag uit van een bezoek aan Haarlem. Op de Grote Markt voer
de hij een gesprek met Coster, aan het Spaarne bewonderde hij
de nieuwbouw van Teyler en als om strijd prees hij het classi
cistische museum van kunstnijverheid (het tegenwoordige
provinciehuis) en de daarbij florerende Hout. De Costerkwes-
tie had weer enige actualiteit gekregen door een publikatie van
(de uit Haarlem afkomstige) J. Hessels: Gutenberg: Was he the
inventor of printing? An historical investigation embodying a
criticism on dr. van der Linde's 'Gutenberg' (London 1882).
Hessels kwam tot de conclusie dat er geen positief bewijs vóór
Gutenberg te vinden was.
Vosmaers complimenten voor de nieuwbouw van Teyler moe
ten gezien worden in het perspectief van zijn strijd tegen de
neogotiek, de 'torendolheid' in rode baksteen die onder andere
het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam ken
merken 4). Dat de gotiek uit Costers tijd stamt, wordt hem niet
als compliment toegerekend.
Te Haarlem staat Coster ook noch op zijn voetstuk. Eens toen
ik 's avonds over de markt en vlak langs hem ging, hoorde ik
mij aanroepen. Er was niemand om mij heen, al was het pas
tien uren, want Haarlem is een stille stad. Ik zag op naar de
zijde van waar die stem kwam.hij was het, de oude Lou, en
hij zei mij:
- Aha, compeer Je ziet dat ik noch welvarend ben. Wat heeft je
al je geschreeuw geholpen?
- Pas op kaarsenmaker, zei ik, heb maar niet te veel praats, op
je dobbelsteen in den Hout heeft al een straatjongen achter
het woord uitvinder der boekdrukkunst vier vraagteekens
gezet. Waarachtig, ik heb het gezien. Ge merkt dus dat de
waarheid allengs doordringt, en als zij eens vox populi
wordt... dan ga je weer naar den Hortus5).
- Gekheid, aantwoordde de bronzen geest: van der Linde heeft
mijn kaars willen uitblazen en nu probeert Hessels Guten
berg te treffen. Denk je dat Gutenberg daarvoor van de
markt te Mainz zal wegloopen? Bah! zoo min als ik; je main-
tiendrai, zeg ik je; ubi bene enz. dat is, waar je beenen staan
daar sta je goed en blijf je. En zoo is het met de torentjes en
de baksteenen, en de kruiskozijnen ook; dat zijn dingen uit
mijn tijd, signeur, den goeden ouden tijd van de vetkaars.
Maak nu dat je weg komt, of-
En ik zag dat hij zijnen arm ophief en een groot blok met een A
er op in zijn hand hield, dat hij mij naar het hoofd wilde
gooien.
Daar letters een gevaarlijk wapen zijn in de hand van onbe-
113