Ereschuld Ten eerste zijn de vormen gedacht voor een andere bouwstof [dan baksteen], en men krijgt dus nu een strijd tusschen vorm en materiaal. Men ontneemt aan het gebouwde uitwerking der lijnen en groote vlakken en geeft het een kleingeestig aanzicht. Ten tweede ontstaat er een misstand die niet minder stoort. Men heeft in den voorgevel al vast de acht zuilen van het mid den ontbloot, en zij staan daar nu heel dwaas in haar bak steentjes; aan de afgeschrapten zijgevel ziet men nu i° de ver- lichtingsbogen achter en dwars voor de vierkante raamposten, bogen ter verlichting van den druk aangebracht, maar be stemd om onder het pleister verborgen te worden; thans hinde ren zij op schreeuwende wijze; 2° is de muur niet in geregeld verband gemetseld, zoodat nu de onregelmatige voegen sto rend te voorschijn komen. Nu zal men krijgen: een hardstee- nen attiek, een houten kroonlijst en een baksteenen gevel, met baksteenen zuilen! Gegronde bedenkingen hebben bij on zen rijksbouw helaas nooit invloed; door stat pro ratione vo luntas 8J. Maar aan de leden der kamers, die de gelden voor dit werk moeten verschaffen, wil ik vragen, of dit er door kan? Ik hoop dat iemand zich hier tegen verzette. Vosmaers grieven tegen Haarlem waren daarmee niet uitge put. Waarom, zo vroeg hij, was de naamplaat van Bilderdijk van zijn laatste woonhuis aan de markt verwijderd? Maar er was op architektonisch gebied ook wel wat positiefs te berich ten. De door de gemeente opgerichte tekenschool naast het be dorven Paviljoen was lofwaardig: Wat er te Haarlem niet van rijkswege gebouwd wordt, is vrij wat gezonder en fraaier. Na den schoonen gevel van Teyler, gaat nu de binnenbouw voorwaarts. De hal met bovenomgang en koepel vertoont reeds ten deele haar glanzend marmerstuuk en eenige goed gestileerde boetseerwerken van den heer von Saher10), als basreliëfs in de paneelen. De tweede boekerijzaal wordt net in eikenhout getimmerd, de vloeren zijn van Itali- aansch mozaiek. Dit alles belooft een schoon geheel. Ook in den stedelijken bouw ziet men gelukkige verschijnselende burgerschool, de meisjesschool, de ambachtschool zijn talent volle, wel begrepen bouwwerken van den heer J. Leijh. Uit muntende inrichting, harmonische vormen, met flinke lijnen en schaduwen, betamelijke versiering en geen overlading. Haarlem is van ouds voor de kunst een vruchtbare bodem ge weest, merkte Vosmaer op in de Kunstkronijk van 1864. Voor alles zoekt hij dan ook de kunst in Haarlem. Dat blijkt ook uit een convocatie van Vosmaer voor een Feestelijke tocht naar 117

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1991 | | pagina 119