1832. Toen werd ook overgegaan tot uitvoering van het besluit
om het park voor het publiek open te stellen. Zo beschikten de
Haarlemmers na 23 jaar onderbreking weer over het oude
speelveld, zij het echter nu getransformeerd tot park. In dit
park bevond zich aan de Dreefzijde een zogenaamde Koepel.
Deze werd aanvankelijk ter verhuring uitgegeven maar later
werd besloten deze voor afbraak te verkopen. Ook de oude
buitenplaats 'Zomerlust', aan de oostzijde aan de Kleine Hout
weg, zou later ter afbraak worden afgestoten. Bij raadsbesluit
van 29 november 1832 werd besloten om in het midden van 't
park achter het Paviljoen Welgelegen met behoud der in het
gras staande opgaande bomen) een stuk weiland van ruim 1.2
bunder aan te leggen, voorzien van eene houten scheering4).
De plannen voor deze wijziging werden gemaakt door J.D.
Zocher jr., inmiddels zelf als tuinarchitect werkzaam. Zo ont
stond het omrasterde 'eivormige' terrein dat door de stad als
weiland ruim zestig jaar werd verhuurd en bekend zou worden
onder de naam 'de Koekamp'. Tot nu toe is het niet mogelijk
gebleken dit ontwerp te achterhalen 5). Op de kaart van F.J.
Nautz echter uit 1837 is de nieuwe situatie goed zichtbaar.
Kenmerkend daarin is dat J.D. Zocher jr. zich duidelijk heeft
laten inspireren door het ontwerp uit 1809 dat zijn vader maak
te voor de niet uitgevoerde plantentuin op deze plaatss).
Voorgeschiedenis De aanleiding die uiteindelijk heeft geleid tot een bebouwd
Frederikspark Frederikspark was niet zozeer een bouwplan voor wat toen
nog bekend stond als de Princessetuin, maar een bouwplan
voor een plek elders in stad.
Op 20 november 1861 richtte Jhr. A.V. Teding van Berkhout
een verzoek in om twee zeer goede steenen woonhuizen van
minstens 2 verdiepingen te bouwen op het terrein, thans met
bomen beplant, gelegen aan de Jansweg tusschen de Molen-
steeg en het Stationsplein 7). Om toestemming te kunnen krij
gen voerde hij de volgende argumenten aan: dat door inwilli
ging van het verzoek de Gemeente eene, werkelijke dienst zou
worden bewezen, want dat daardoor niet alleen werk voor den
arbeider zal worden in het leven geroepen, maar de Gemeente
een onnutten, smerigen en stellig niets producerende hoek
voor bijkans geen geld zal herschapen zien in bebouwden
grond met tuinen, die dat gedeelte van de stad zal verfraaijen,
en welligt aanleiding zal geven tot het daarstellen van meerde
re goede gebouwen waaraan de Stad gebrek heeft, en die het
zich vestigen van elders komende familien, zeker zal bevorde
ren 8). Tegenover deze voordelen voor de gemeente waren wel
enkele nadelen. Zo vroeg de heer Teding van Berkhout de
grond tegen een uiterst lage prijs af te staan en waren enkele
126