Gedempte Oudegracht 46, gevels na reiniging en herstel. Een probleem bij het archiefonderzoek is het gegeven dat dit pand lange tijd in eigendom is geweest bij een of meerdere kerkelijke instellingen; vaak werden kerkelijke eigendommen op naam van de kerkmeesters gesteld, hetgeen het nazoeken bepaald niet vereenvoudigt. Duidelijkheid omtrent de eigen domssituatie ontstaat pas in 1738 bij de verkoop aan de Lu- Si therse gemeente door de rk Statie van de Hoek. Aanleiding tot de verkoop van dit pand, dat een onderdeel vormde van een complex huizen aan de Gasthuisstraat, (Gedempte) Oude Gracht en de Zuiderstraat, was het feit dat de stadsregering de paters Jezuieten verblijf in de stad niet meer toestonden. Volgens Allan zou er in dit complex een schuilkerk zijn ge weest alsmede een woongelegenheid voor deze paters, een ge detailleerd onderzoek zou wellicht nog materiaal kunnen ople veren voor een nauwkeurige plaatsbepaling van de verschillende functies. In 1739 werd toestemming verkregen voor de splitsing in vier partijen, waarvan er drie geregistreerd staan op de (Gedempte) Oudegracht en een in de Zuiderstraat. Het laatste pand is de kern geworden van het latere Lutherse Weeshuis aldaar. Vanaf 1739 is het hoekpand als afzonderlijk object traceer baar, oorspronkelijk als pakhuis, maar later als fabriek. Het pand werd op 4 december 1767 door Maarten Nieuwenhuijzen met nog verschillende andere huizen getransporteerd aan Ba rend de Klerk; zijn weduwe, Anna Anbeeck, verkocht het pand op dezelfde wijze in 1799 aan Gerrit van Kanegom. In het Volkstellingsregister van 1829 staat het pand op naam van Cornelis Isaac 't Hooft, kapitein-adjudant van de provin ciale kommandant van Noord-Holland; tien jaar later wordt 178

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1991 | | pagina 180