Hiernaast was Tom Hoog zeer actief op het gebied van 'histo
risch Haarlem'. Elf jaar, van 1964 tot 1975 was hij voorzitter
van de Vereniging 'Haerlem'. Hij was de opvolger van jhr. mr.
C.C. van Valkenburg en hij droeg in 1975 de hamer over aan
mr. H.E. Phaff.
Zijn voorzitterschap kan worden gekwalificeerd als 'vader
lijk': zowel tegenover zijn mede-bestuursleden als tegenover
de leden. Hij kende vele leden persoonlijk, was altijd aanwezig
bij lezingen en excursies, regelde necrologieën voor het Jaar
boek (liet deze soms al bij het leven van de betrokkenen schrij
ven) en ging eigenhandig achter leden aan die achterstallig
waren met het betalen van hun contributie. Op jongere be
stuursleden kwam hij over als ouderwets, doch uiterst bemin
nelijk.
En passant regelde hij tal van andere zaken, want hij was ook
van 1964-1979 voorzitter-regent van het Frans Loenenhofje
en had zitting in de Stichting Haarlemse Hofjes. Als regent van
het hofje voelde hij zich zeer op zijn plaats en ook hier trad hij
bij uitstek 'vaderlijk' op. Hij bezocht potentiële nieuwe be
woonsters thuis alvorens besloten werd of zij in aanmerking
kwamen voor het hofje. En in 1978 werd bijvoorbeeld nog be
sloten dat de bewoonsters geen mannelijke vrienden, broers of
neven te logeren mochten hebben. Hij was ook degene die het
initiatief nam voor de tweede druk van het boek over de Haar
lemse hofjes door mej. dr. G.H. Kurtz, die in 1972 door de
Vereniging 'Haerlem' werd uitgegeven. Voorts behoorde hij
tot de eerste bestuursleden van de vereniging Diogenes Haar
lem. Van de Haarlemse Rotary was hij een actief lid en tal van
jonge nieuwe leden werden door hem voorgesteld.
Het fraaie oude huis Zwanenburg dat hij bewoonde, zat vol
Haarlemse historie. Tom Hoog was een van de zeer weinige
particulieren die de grote kaart van Romeijn de Hooghe in zijn
huis had hangen. Deze behoorde - met een groot aantal andere
tekeningen en prenten - tot de collectie Harlemiana die hij,
evenals zijn woonhuis en bedrijf, van zijn vader had geërfd.
Hij vertelde mij eens dat zijn vader veel van deze kunstvoor
werpen had aangekocht op aanraden van G.D. Gratama, de
toenmalige directeur van het Frans Halsmuseum. Wanneer ie
mand het museum iets betreffende Haarlem aanbood dat men
niet wilde of kon aanschaffen, werd de betrokkene doorge
stuurd naar Zwanenburg. Uit de collectie Hoog werd in 1968
door Theo Laurentius het boek Kabinet van Haarlemse gezich
ten samengesteld (Canaletto Alphen aan den Rijn, 1968,
79 blz.).
In 1973 werd in Teylers Museum een tentoonstelling uit zijn
collectie georganiseerd onder de titel 'Haarlemse stadsgezich-
223