van de Provinciale Staten Noord-Holland voor de toenmalige
Vrijzinnige Democraten.
Rechtenstudie stond bovenaan in het vaandel van deze familie,
want alle kinderen uit het gezin werden jurist. Enigszins te be
grijpen, het waren tenslotte kleinkinderen van professor J.E.
Goudsmit, hoogleraar Romeins Recht te Leiden en eerste
voorzitter van de Juristenvereniging die in 1870 was opgericht.
Op 12-jarige leeftijd werd in de oprichtingsklas van het Am
sterdams Lyceum de jonge Joël Emanuel Goudsmit bijge
schreven. Huiswerk maken was, zoals bij de meeste jongelui,
niet altijd zo'n prettige bezigheid, en zo moest hij, als nako
mer, gelaten studeren onder het toeziend oog van zijn zuster
Ada.
Na het lyceum begon hij de rechtenstudie aan de Gemeente
Universiteit van Amsterdam, waar hij onder andere al spoedig
het redacteurschap van het studentenblad Propria Cures op
zich nam. Dat hij dit met veel elan deed, bleek wel uit het feit
dat dit blad hem gedurende zijn gehele leven zou worden toe
gezonden.
Tijdens zijn studie raakte hij bevriend met een studiegenoot,
A. Roeffen. Tezamen solliciteerden zij na het behalen van de
bul begin dertiger jaren met goed gevolg bij het Departement
van Landbouw, waar beiden gingen werken. In 1935 zochten
zij zelfstandigheid en vonden dit in een nieuwe start, een advo
catenpraktijk in de Haarlemmermeer. Die plaats van vestiging
was goed gegokt, zelfs zo goed, dat men na het huwelijk van
mr. Roeffen tot splitsing van de praktijk overging, mr. Roeffen
ging naar Aalsmeer, mr. Goudsmit bleef de Haarlemmermeer
trouw.
In 1939 trouwde hij te Delft met mejuffrouw Koster. Beiden
waren destijds actief voor de bond van jonge liberalen. Het
echtpaar vestigde zich te Hoofddorp. Wie kende mr. Goudsmit
daar niet? Zijn talloze activiteiten in het verenigingsleven op
allerlei terrein, van Oranjevereniging tot Zwemvereniging,
maakten hem populair bij de gehele bevolking.
De Tweede Wereldoorlog dwong ook hem om onder te dui
ken, dit gebeurde te Amsterdam, waar hij onder de schuilnaam
Van de Bos toch actief bleef voor het Nederlandse Rode Kruis.
Na de oorlog vestigde hij zich met zijn gezin te Badhoevedorp,
daar zijn woning te Hoofddorp, zeer tot zijn spijt, door de ge
meente in beslag was genomen als woonruimte voor ambtena
ren.
Gedurende deze tijd functioneerde hij als voorzitter van het
Tribunaal. Kort daarna werd hij benoemd tot plaatsvervangend
kantonrechter te Haarlem, om vervolgens, in 1951 zijn aanstel
ling tot kantonrechter te Gorinchem te aanvaarden, met als ne-
227