De dag begon met een gezamenlijk morgengebed waarbij de wezen op hun knieën moesten bidden nog voordat ze naar de eetzaal mochten. Er werd voor en na de maaltijden gebeden en er werd tijdens het middag- en avondmaal ook nog voorgele zen uit de Bijbel. De dag eindigde met een avondgebed, ook weer geknield, dat door een van de oudere wezen hardop werd gebeden, 's Zondags gingen ze gezamenlijk naar de kerk, in de rij, de kleinste meisjes voorop, dan de grotere, vervolgens de kleinste jongens en de grootste jongens als laatste, onder bege leiding van de binnenvader. Zo gingen ze 's zomers ook naar de middagpredikatie en 's winters naar de avondpredikatie, de kinderen beneden de acht jaar uitgezonderd. In 1817 vroegen de wezen of ze slechts om de week naar de avondpredikatie hoefden, maar dat werd niet toegestaan. De regenten vonden het nuttig deze oude gewoonte te handhaven. In de huisorde van 1898 is het vele bidden wel terug te vinden, maar niet de kerkgang. Dit wil echter nog niet zeggen dat de wezen niet meer naar de kerk gingen. Een weekmenu uit het eind van de zeventiende eeuw vertelt ons dat de wezen alleen 's zondags vlees kregen, het was vers of gezouten vlees of spek en werd voorafgegaan door kool, wortels, rapen, turkse bonen, pruimensap of 'sap op de ketel'. Door de week werd er drie keer vis gegeten en drie keer bonen of erwten, 's zomers op donderdag soms wat groente of turkse boontjes erbij, 's Avonds was er pap. Zoetemelk met rijst was Baan 25, weeshuis van 1939 tot de opheffing in 1964. 21

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1991 | | pagina 23