Afbeelding van een weesmeisje
en een weesjongen. Ingekleurde
gravure, thans aanwezig in de
bestuurskamer van 'Spaar en
Hout', (foto Chris Pointl)
knapt en voor zondag kwam er een nieuwe. Eigenlijk ging het
in het weeshuis ongeveer net zo toe als in een gewone huishou
ding in die tijd.
Als een wees gedoopt werd, kreeg een meisje speciaal voor die
gelegenheid een zwarte japon van mooie stof. Deze japon
moet echt mooi geweest zijn, een oud-wees vertelde dat ze hier
jarenlang plezier van heeft gehad. De jongens ontvingen een
lakens pak met hoed.
Uit de zeventiende-eeuwse plattegrond blijkt dat er een school
lokaal was, aanvankelijk werd het onderwijs dus in het wees
huis zelf gegeven. Ook het reglement uit het begin van de acht
tiende eeuw vermeldt iets over onderwijs. De wezen, die
overdag bij particulieren voor een beroep opgeleid werden,
moesten 's avonds voor half negen thuis komen. Dan was er
meteen school. De wezen die al konden lezen moesten hun les
opzeggen en de wezen die konden schrijven moesten hun werk
tonen. Pas daarna ging men aan tafel.
In de negentiende eeuw werd er geen school meer gegeven in
het weeshuis zelf, de wezen gingen naar de Doopsgezinde Ar
menschool en als ze overdag werkten naar de avondschool. De
Armenschool was in 1782 ingericht in het Doopsgezind Ar
menhuis. Daarvoor werden de kinderen van de armen bij een
meester thuis onderwezen, maar dit was te bezwaarlijk gewor
den. Men redeneerde dat door aan de arme kinderen onderwijs
te geven, ze zich later makkelijker uit hun armoede konden
verheffen en een betere plaats in de maatschappij konden vero
veren.
Op de Armenschool bestond het onderwijs voor zowel de we
zen als de arme kinderen uit lezen, schrijven, rekenen, taal,
aardrijkskunde, natuurlijke historie, bijbellezen en gymnas-
1
23