17- Pilaarbijter. Misericorde van
Albrecht Gelmers in de St.
Katharinakerk te Hoogstraten
(1532-1546). (foto auteur)
18. Leeuw bij de deur in het
koorhek, (foto E.A. van
Voorden)
lerine met een kap. In zijn hozen zitten gaten, maar de vorm
hiervan verwijst eerder naar decoratie dan naar slijtage. Hij
draagt schoenen, maar aan zijn linkervoet ook nog een houten
patijn of trip, tegen de modder op straat. Boven de rimpels in
zijn voorhoofd zit een plukje haar en op zijn hand tekenen de
aderen zich duidelijk af.
Het is onjuist op grond van allerlei bijzonderheden er dingen
bij te verzinnen, bijvoorbeeld dat de gaten in de hozen beteke
nen, dat de pilaarbijter door uren in de kerk te zitten zijn dage
lijkse plichten zo zou verwaarlozen, dat hij ook nog armoede
zou lijden. Het gaat hier alleen om de schijnheiligheid en de
grote discrepantie tussen het gedrag binnen de kerk en dat
daarbuiten. De rest is versiering en aankleding.
Resten nog de vier eikehouten beelden die op stenen sokkels
vóór het koorhek liggen. Aan de voet van de deurstijlen zijn dit
twee brullende leeuwen en bij de eindstijlen twee honden met
hun kroost. Zij zitten ieder op een laag houten voetstuk, met de
rug naar het koorhek. De koppen van de leeuwen zijn naar het
midden van het schip van de kerk gericht (afb. 18). De honden
hebben hun kop gedraaid en kijken naar opzij, naar de pilaren
naast het koorhek. Het antwoord op de vraag, waarom de
beeldhouwer dit zo gearrangeerd heeft, is dunkt mij, dat hij
duidelijk wilde maken, dat de leeuwen en de honden ieder een
eigen groep vormen in de veelheid van symbolische betekenis
sen die het koorhek bevat.
Leeuwen waren al in de Assyrische en Griekse oudheid de be
wakers van paleizen en tempels. In Europa, met name in Italië,
treft men ze vaak aan in Romaanse kerkportalen (bijvoorbeeld
in San Zeno te Verona) en ook - binnen de kerk - naast de
trappen naar het priesterkoor (bijvoorbeeld bij het westkoor
van de Dom van Mainz). Zij beschermen en bewaken het hei-
39