matisch, maar dan is er een register van trefwoorden opgeno
men. Om het aantal noten beperkt te houden, volgt hieronder een
opsomming van de meest gangbare van deze boeken, zonder
vermelding van bladzijden of nummers. Alleen in bijzondere ge
vallen wordt er uitgebreider verwezen: H. Biedermann, Prisma
van de symbolen (Utrecht, 1991) (Prisma Pocket 2730); J.J.M.
Timmers, Symboliek en iconographie der Christelijke kunst
(Roermond enz., 1947); J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek
en iconografie (2de, herziene druk) (Bussum, 1974); Herder
Lexikon Symbole (Freiburg enz., 1978); H. Sachs, e.a., Erklaren-
des Wörterbuch zur Christlichen Kunst (Hanau, z.j.), B. Row
land, Animals with human faces (Knoxville, 1973): Die wilden
Leute des Mittelalters, tentoonstellingscatalogus van het Mu
seum für Kunst und Gewerbe te Hamburg, 1963.
9. Het oudste christelijke dierenboek is de Physiologus (De Na
tuurkundige). Dit werk gaat terug op een hellenistische tekst uit
de tweede of derde eeuw, waarin zo'n vijftig dieren getypeerd en
met passages uit de bijbel of met geloofsgeheimen in verband
gebracht worden. Om zijn rijke symboliek is dit geschrift bijzon
der geliefd geweest. Uitgebreid met verwante teksten van kerke
lijke schrijvers, ontstonden hieruit rond het begin van de twaalf
de eeuw de Bestiaria (dierenboeken). Voor latere boeken over
dieren en de natuur, zoals de werken van Konrad van Megenberg
en Jacob van Maerlant (resp. noot 16 en 19), is ook wel uit de
Bestiaria geput, maar deze zijn toch ook op een meer weten
schappelijke leest geschoeid, zie O. Seel, Der Physiologus (Zu
rich enz., 1967); T.H. White, The Bestiary, a book of beasts
(New York, i960); F. Unterkircher, Bestiarium, die Texte der
Handschrift Ms. Asmhole 1511in lateinischer und deutscher
Sprache (Interpretationes ad codices, Band 3) (Graz, 1986). Dit
werk behoort bij het facsimile van dit handschrift, Codices selec-
ti, vol. lxxvi (Graz, 1982).
10. Propsteikirche St. Marien, Johann Gruter, 1493.
11. H.W. Janson, Apes and ape lore in the middle ages and the re
naissance (London, 1952 en Nendeln, 1976) p. 16; C. Tuinman,
De oorsprong en uitlegging van Nederduitsche spreekwoor
den (Middelburg, 1726), p. 19.
12. A. Rapp Buri en Stucky-Schürer, Zahm und Wild, Basler und
Strassburger Bildteppiche des 15. Jahrhunderts (Mainz, 1990).
13. J. Muller-Meiningen, Die Moriskentanzer und andere Ar-
beiten des Erasmus Crasser für das Alte Rathaus in München
(München enz., 1984).
14. J. Grauls, Volkstaal en volksleven in het werk van Pieter Bruegel
(Antwerpen enz., 1957), pp. 79 e.v.; P.J. Harrebomée, Spreek
woordenboek der Nederlandsche taal (Utrecht, 1858-1870), dl.
I p. 57 (onder: Bijter).
15. Het gebruik van kledingstukken door dieren komt vaak voor en
behoort bij de 'verkeerde (omgekeerde) wereld', waar dieren als
mensen optreden of menselijk gedrag parodiëren. Voorbeelden
hiervan vindt men in de randversiering van handschriften, op
prenten en op misericorden.